Nieuwsdetail Vink & Partners
Wetsvoorstel vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds
Het “Artikel 2-Fonds” is een door Duitsland ingestelde compensatieregeling voor Joodse vervolgingsslachtoffers wereldwijd, die wordt uitgevoerd door de Conference on Jewish Material Claims against Germany (ook wel: de Claims Conference).
Het Artikel 2-Fonds is bedoeld voor Joodse vervolgingsslachtoffers die:
• opgesloten waren in een concentratiekamp;
• minstens 3 maanden gevangen waren in een getto, zoals door de Duitse regering gedefinieerd;
• minstens 6 maanden ondergedoken waren in een door de Nazi’s bezet gebied;
• minstens 12 maanden ondergedoken waren in een satellietstaat van de Nazi’s.
Er is een foetus-regeling van kracht. Dit betekent dat ook aanvragen in behandeling worden genomen van aanvragers, die een foetus waren op het moment van vervolging van hun moeder.
Er gelden ook een aantal uitsluitingsgronden:
• Een inkomen per jaar dat hoger is dan netto € 21.079,- waarbij niet als inkomen wordt beschouwd: AOW, WUV, (bedrijfs)pensioenen en inkomen van de partner; of
• een vermogen dat hoger is dan € 422.205,-. Niet als vermogen wordt beschouwd het eigen huis waarin de verzoeker zelf woont; of
• een eerder ontvangen uitkering uit Duitsland die meer bedroeg dan (destijds) DM 35.000,- (nu: € 17.000,-);
• erfgenamen van rechthebbenden komen niet in aanmerking voor het fonds.
Hoge Raad 8 februari 2013
Op 8 februari 2013 heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of uitkeringen uit het Artikel 2-Fonds tot het premie-inkomen behoren.
In deze zaak ging het om een in 1941 geboren mevrouw die slachtoffer was van de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zij ontving vanaf 2005 een uitkering van € 270,- per maand uit het Artikel 2-Fonds. De uitkering was afhankelijk van de inkomens- en vermogenspositie en eindigde bij haar overlijden. De mevrouw in kwestie vermeldde de uitkering in haar aangifte inkomstenbelasting 2006 en verzocht om een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting omdat de periodieke uitkering werd aangemerkt als een publiekrechtelijke uitkering van de Duitse overheid en de heffing was toegewezen aan Duitsland. Duitsland hief geen belasting en sociale premies over deze uitkering. De aanslag werd overeenkomstig de aangifte vastgesteld. De mevrouw in kwestie ging in beroep en stelde dat de uitkering niet behoorde tot haar belastbare inkomen en premie-inkomen. Hof Arnhem besliste echter dat de mevrouw verzekerde was voor de volksverzekeringen, zodat de uitkering ook tot het premie-inkomen behoorde. De over het premie-inkomen verschuldigde premies volksverzekeringen waren volgens het Hof dan ook op de juiste manier berekend en de aanslag was op het juiste bedrag vastgesteld. De mevrouw ging in cassatie en stelde dat de uitkering niet mocht worden begrepen in het premie-inkomen omdat de uitkering strekte tot vergoeding van door haar als slachtoffer van de Jodenvervolging geleden immateriële schade. De Hoge Raad besliste echter dat de wetgever geen aanleiding had gezien om periodieke uitkeringen als die van de mevrouw om de voornoemde reden uit te zonderen van het inkomen en verklaarde het beroep in cassatie van de mevrouw ongegrond.
Vragen Tweede Kamerleden
Op 20 juni 2014 hebben de Tweede Kamerleden Neppérus (VVD) en Koolmees (D66) vragen gesteld over de fiscale behandeling van uitkeringen uit het Artikel 2-Fonds. De belangrijkste vraag die gesteld werd, was de volgende:
“Wilt u onderzoeken of het mogelijk is om deze Artikel 2-fonds uitkering niet mee te laten tellen bij het toekennen van toeslagen? Heeft het niet laten meetellen van deze specifieke uitkering voor het toekennen van toeslagen precedentwerking naar andere groepen met een bijzondere uitkering? Zo ja, hoe zou u deze precedentwerking kunnen beperken?”
Antwoorden op vragen Tweede Kamerleden
Op 10 juli 2014 heeft de Staatssecretaris van Financiën antwoord gegeven op de vragen van de Tweede Kamerleden Neppérus en Koolmees. Ten aanzien van de bovenstaande vraag heeft de Staatssecretaris van Financiën als volgt geantwoord (waarbij wij slechts het meest relevante gedeelte citeren):
“Voor de vaststelling van het voor de toeslagen in aanmerking te nemen toetsingsinkomen wordt aangesloten bij het fiscale inkomen. Op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is het thans niet mogelijk daarvan af te wijken. (….)
Tegelijk wil ik niet aan de wens vanuit de Kamer voorbijgaan om te onderzoeken of het mogelijk is de uitkering in kwestie buiten beschouwing te laten bij de berekening van het verzamelinkomen voor de inkomstenbelasting en daarbij in ogenschouw te nemen wat het risico is van precedentwerking naar andere bijzondere uitkeringen met een vergelijkbaar karakter. Met het oog op de juridische aspecten van dit onderzoek en de daaraan verbonden budgettaire consequenties zal ik de Landsadvocaat vragen dit onderzoek te gaan uitvoeren. Over de uitkomst van dit onderzoek en mijn bevindingen naar aanleiding daarvan zal ik Uw Kamer informeren.”
Kort samengevat, geeft de Staatssecretaris van Financiën in bovenstaand citaat aan dat hij de Landsadvocaat zal verzoeken om onderzoek te doen naar de vraag of Artikel 2-fonds uitkeringen buiten beschouwing dienen te worden gelaten bij de berekening van het verzamelinkomen voor de inkomstenbelasting.
Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën
Op 4 juni 2015 heeft de Staatssecretaris van Financiën een brief gestuurd naar de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal waarin hij, kort samengevat, aangeeft dat de Landsadvocaat tot de conclusie is gekomen dat een vrijstelling in het licht van het gelijkheidsbeginsel waarschijnlijk wel stand zal houden. Derhalve heeft de Staatssecretaris van Financiën aangegeven een wetsvoorstel te zullen gaan voorbereiden om de uitkeringen uit het Artikel 2-Fonds vrij te stellen.
Wetsvoorstel vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds
Op 15 september 2015 (lees: op Prinsjesdag) heeft de Staatssecretaris van Financiën een wetsvoorstel ingediend waarin wordt voorgesteld om in de Wet inkomstenbelasting 2001 aan artikel 3.104 onderdeel r toe te voegen, luidend:
“[Tot de aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen behoren niet] (…) r. uitkeringen op grond van de overeenkomst tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Conference on Jewish Material Claims Against Germany, gebaseerd op artikel 2 van de Vereinbarung vom 18. September 1990 über die Herstellung der Einheit Deutschlands zwischen der Bundesrepublik Deutschland und der Deutschen Demokratischen Republik zur Durchführung und Auslegung des am 31. August 1990 in Berlin unterzeichneten Einigungvertrages.”
Indien het wetsvoorstel zal worden aangenomen, dan zullen Artikel 2-Fonds uitkeringen vanaf 1 januari 2016 buiten beschouwing worden gelaten bij de berekening van het belastbare inkomen en het premie-inkomen.
Voor meer informatie omtrent dit onderwerp kunt u vanzelfsprekend contact opnemen met een van de advocaat-belastingkundigen of belastingadviseurs van Vink & Partners Legal and Tax.