Acteurs musical Sky krijgen in hoger beroep toch gelijk

Ontbindende voorwaarde in arbeidsovereenkomst in strijd met wettelijk stelsel ontslagrecht

Sky

Op 3 april 2016 ging de musical Sky in première. De musical had geen officiële einddatum, maar in verband met tegenvallende publieksreacties en kaartverkoop vond reeds op 30 juni 2016 de laatste voorstelling plaats. In dit verband heeft Sky Netherlands B.V. (“Sky”) haar acteurs bericht dat de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomsten per 30 juni 2016 zouden eindigen. Voor geplande voorstellingen na die datum waren al wel kaarten verkocht. 

De arbeidsovereenkomsten vermelden een vaste einddatum (welke einddatum per acteur/arbeidsovereenkomst verschilt), alsmede de bepaling: “Deze arbeidsovereenkomst is echter een ‘productie-gebonden’ overeenkomst, wat betekent dat deze arbeidsovereenkomst ook eerder dan voornoemde einddatum van rechtswege zal kunnen eindigen indien en zodra de Productie stopt, namelijk op de eerste dag na de laatste voorstelling van de Productie”. In een groot aantal arbeidsovereenkomsten staat daarna nog vermeld: “Wanneer de laatste voorstelling plaatsvindt is afhankelijk van diverse externe factoren”.

In de door een aantal acteurs aanhangig gemaakte procedure was de vraag aan de orde of Sky met een beroep op voormelde bepaling uit de arbeidsovereenkomst (door partijen aangeduid als “projectclausule”) de arbeidsovereenkomsten rechtsgeldig heeft kunnen beëindigen. In eerste aanleg had de rechter deze vraag bevestigend beantwoord, maar het Hof Amsterdam oordeelt anders (klik hier voor het arrest).

Rechtspraak

De vraag of een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst toelaatbaar is, is al vaker onderwerp van geschil geweest. In grote lijnen kan gesteld worden dat de rechter een dergelijke voorwaarde in de arbeidsovereenkomst slechts bij uitzondering geldig acht en van geval tot geval dient te worden bezien of de normale regels voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst te verenigen zijn met de ontbindende voorwaarde, waarbij het onder meer aankomt op de aard, inhoud en context van de voorwaarde. Hierbij wordt onder meer meegewogen of het intreden van de voorwaarde binnen de macht van de werkgever ligt (subjectief is) dan wel objectief bepaalbaar is. 

Een voorbeeld is een inmiddels al wat ouder arrest van de Hoge Raad in een Antilliaanse zaak waarin tussen de werknemers en werkgever van een hotel op Sint Maarten in de arbeidsovereenkomst een ontbindende voorwaarde was opgenomen die in het kort erop neerkwam dat de arbeidsovereenkomst zou kunnen worden ontbonden in het geval de werkgever langer dan een maand geen gebruik kon maken van de diensten van de werknemer als het gevolg van "an interruption of business and as a result of an act of God (including but not limited to hurricanes, storms, fire, etc.) or any other occurrence beyond the control of the Employer". Op 5 september 1995 is het eiland zwaar getroffen door een orkaan, waarna het hotel werd gesloten. Een maand later ontvingen de werknemers een brief waarin wordt gemeld dat als gevolg van de schade die is aangericht door de orkaan Luis het hotel enige tijd niet in bedrijf zal zijn. Op grond van deze omstandigheden treedt voor een deel van de werknemers de hierboven genoemde ontbindingsvoorwaarde in werking. De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de vraag of en, zo ja, hoe lang de noodzaak van onderbreking van de bedrijfsvoering als gevolg van die "act of God” zich voordoet, niet kan worden beantwoord zonder een eigen, subjectieve, waardering van de omstandigheden door de werkgever. Hetzelfde geldt volgens de Hoge Raad voor de beoordeling van de vraag wanneer en of de bedrijfsactiviteiten van het hotel kunnen worden voortgezet. De Hoge Raad overweegt hierbij dat een beding op grond waarvan het hotel zich bij voorbaat op grond van haar eigen, bedrijfseconomische, waardering van de door een ‘act of God’ in het leven geroepen omstandigheden zou mogen onttrekken aan de reguliere ontslagroute, onverenigbaar is met het geldende gesloten stelsel van regels met betrekking tot de beëindiging van arbeidsovereenkomsten. 

Daarentegen oordeelde de Hoge Raad in 2012 in een procedure tussen HTM en een werkneemster die op basis van  de Regeling in -en doorstroombanen in dienst van HTM personenvervoer was getreden, dat de ontbindende voorwaarde in de tussen HTM en werkneemster gesloten arbeidsovereenkomst, dat de arbeidsovereenkomst eindigt indien de subsidie wordt beëindigd die is verstrekt ten behoeve van de re-integratie, rechtsgeldig is.

Hof Amsterdam

In de Sky-zaak heeft het Hof Amsterdam onder meer het volgende geoordeeld. Het bestaan van diverse keuzemogelijkheden om de voorwaarde (“de projectclausule”) wel of niet in vervulling te laten gaan – en daarmee het bestaan van een eigen, subjectieve, waardering van de omstandigheden door Sky – verdraagt zich niet met het stelsel van het ontslagrecht. Met die vervulling wordt immers de preventieve ontslagtoets ontgaan, hetgeen zich niet verdraagt met een door Sky als werkgeefster gemaakte afweging van bedrijfseconomische belangen (zoals verplichtingen jegens werknemers en leveranciers, reputatieschade, etc.). Een dergelijke keuze dient – behoudens tussen partijen ten aanzien van de beëindiging bestaande overeenstemming, welke in casu echter ontbreekt – binnen het systeem van het ontslagrecht getoetst te worden door UWV, dan wel – na een weigering door UWV van de gevraagde toestemming – door de rechter. In feite is de situatie waarin Sky zich ten tijde van de genomen beslissing bevond, niet anders dan die van elke onderneming die op grond van – door UWV en nadien eventueel de rechter te beoordelen – feiten en omstandigheden om bedrijfseconomische redenen haar personeelsbestand wil reduceren. Het tempo en de mate van reductie zijn daarbij door Sky als werkgeefster bepaald en niet louter afhankelijk geweest of gesteld van externe factoren. Daarbij is ook van betekenis dat voor werknemers niet vooraf kenbaar was op basis van welke externe factoren de productie zou stoppen. Dit brengt mee dat de grieven van werknemers tegen de andersluidende beoordeling van de projectclausule door de kantonrechter slagen. De overweging van de kantonrechter dat Sky in feite een aanzeg- of opzegtermijn heeft gebruikt, miskent dat inwerkingtreding van een voorwaarde als de projectclausule een keuzemogelijkheid voor de werkgever dient uit te sluiten, alsmede dat voor opzegging om bedrijfseconomische redenen toestemming van UWV vereist is. Om vorenstaande redenen is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de projectclausule onder de gegeven omstandigheden niet past in het gesloten systeem van het ontslagrecht en om die reden niet toelaatbaar is, althans niet tot de daaraan door Sky verbonden gevolgen kan leiden. Daarom zal ervan worden uitgegaan dat de arbeidsovereenkomsten tussen partijen niet door het ‘inroepen’ van de projectclausule zijn geëindigd.

Kortom, duidelijk is dat de geldigheid van een ontbindende voorwaarde in elk geval vereist dat de vervulling van de ontbindende voorwaarde objectief bepaalbaar is en niet door de werkgever kan worden beïnvloed. Indien de vervulling van de voorwaarde niet objectief bepaalbaar is, wordt de ontbindende voorwaarde hoe dan ook niet geldig geacht. 

Mocht u naar aanleiding van het bovenstaande overleg wensen, dan kunt u vanzelfsprekend contact opnemen met een van de advocaten van Vink & Partners Legal and Tax.