Fiscale gevolgen van het pakket Belastingplan 2019

Op 18 september 2018 heeft het Kabinet Rutte III de nieuwe Rijksbegroting en de fiscale maatregelen voor 2019, en bepaalde jaren daarna, aan de Tweede Kamer aangeboden en gepubliceerd. Het belastingpakket 2019 bestaat uit zeven wetsvoorstellen aangevuld met het implementatievoorstel ATAD1. De belangrijkste wetsvoorstellen zijn als volgt: 

I.   Inkomstenbelasting

  • Tarieven box 1; invoeren tweeschijvenstelsel

​​Er wordt een stapsgewijze invoering van een tweeschijvenstelsel voorgesteld (momenteel zijn er vier schrijven) met een nieuw basistarief van uiteindelijk 37,05% in 2021 en een toptarief van 49,50%. Het tarief van de eerste schijf wordt in 2019 36,65 en het tarief in de tweede en derde schijf 38,10%. Het tarief in de hoogste schijf wordt 51,75%. In 2020 wordt het tarief 50,50% en in 2021 wordt het toptarief 49,50%.

  • Verhoging box 2-tarief

Het tarief in box 2 wordt verhoogd van 25% naar 26,25% in 2020 en 26,% in 2021.

  • Verhoging van het fictieve rendement in box 3 bij grote vermogens

Het fictief rendement in box 3 wordt verhoogd. Het tarief blijft 30%. Het tarief wordt als volgt:

Schijf    Box 3-vermogen      Forfaitair rendement   Effectief tarief

1e         30.360-102.011        1,94%                         0,582%

2e         102.011-1.020.096   4,45%                         1,335%

3e          > 1.020.096             5,60%                         1,680%

  • Verhoging maximum algemene heffingskorting

Het maximum van de algemene heffingskorting wordt in 2019, 2020 en 2021 geleidelijk verhoogd met in totaal € 358,-. De bedoeling is dat door deze verhoging het besteedbaar inkomen van mensen met een inkomen tot €  50.000,- per jaar toeneemt.

  • Versnelde afbouw aftrekbare kosten m.b.t. eigenwoning, zoals hypotheekrente

Vanaf 2020 wordt het tarief waartegen kosten die aftrekbaar zijn met betrekking tot de eigen woning waaronder de hypotheekrente versneld afgebouwd. Vanaf 2020 gaat dat met 3% per jaar. En in 2023 volgt er dan nog eens een afbouw van 2,95%. Daarmee is het aftrektarief dat men wil bereiken gekomen op 37,05%. Dat is gelijk aan het tarief van de nieuwe basisschijf in 2023. In 2018 konden deze kosten nog worden afgetrokken tegen 49,5% n 2019 wordt het derhalve 49% in 2020 46%, 2021 43%, in 2022 40% en in 2023 37,5%.

  • Afbouw andere aftrekken/vrijstellingen

Vanaf 2020 geldt voor onderstaande aftrekvrijstellingen dezelfde afbouw als voor aftrekbare kosten eigen woning. Het betreft de volgende gevallen:

  1. Ondernemersaftrek;
  2. MKB-winstvrijstelling;
  3. Terbeschikkingstellingsvrijstelling;
  4. Persoonsgebonden aftrek.

Deze tariefmaatregel is alleen van toepassing op personen, die – als geen rekening zou worden gehouden met de hierboven genoemde posten, een belastbaar inkomen zouden hebben gehad dat wordt belast in de hoogste schijf (in 2020 een inkomen van meer dan € 68.507).

  • Verlaging percentage van eigenwoningforfait voor woningen met WOZ-waarde van € 75.000 tot € 1.060.000

Het percentage van het eigenwoningforfait wordt voor woningen met een WOZ-waarde van € 75.000 tot € 1.060.000 (2018) verlaagd naar 0,65% in 2019 , 0,60% in 2020, 0,50% in 2021 en 2022 naar tenslotte 0,45% in 2023. Voor zover de WOZ-waarde meer dan € 1.060.000 (2018) bedraagt, blijft het percentage 2,35%.

  • Beperking voorwaartse verlies verrekening in box 2

De voorwaartse verliesverrekening in box 2 wordt verkort van 9 naar 6 jaar.

  • Geleidelijke afschaffing van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (de zogenoemde Hillen-aftrek)

De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld wordt vanaf 2019 in 30 jaar uitgefaseerd met 3,33% per jaar. Eigenwoningbezitters, die een hypotheekschuld geheel dan wel nagenoeg geheel hebben afgelost, kunnen deze aftrek in mindering brengen op de fiscale bijtelling van het eigenwoningforfait. Als gevolg daarvan wordt feitelijk geen of minder huurwaarde voor de eigen woning bijgeteld. In 2019 krijgt een eigenwoningbezitter met geen dan wel een lage eigenwoningschuld een aftrek van ‘slechts’ 96,66% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare hypotheekrente.

  • Afschaffing van de aftrek voor rijksmonumentenpanden

De aftrek van onderhoudskosten voor rijksmonumentenpanden wordt afgeschaft. In plaats daarvan komt per 1 januari 2019 een subsidieregeling. De subsidie is ook enkel van toepassing op privépersonen die eigenaar zijn van een rijksmonument dat zij ook nog als hoofdverblijf moeten gebruiken. De subsidie bedraagt maximaal 35% van de kosten die gemaakt zijn ten behoeve van de instandhouding van het monument.

  • Afschaffing van de scholingsaftrek

De aftrek voor scholingsuitgaven wordt in 2020 afgeschaft.

II.   Loonbelasting

  • Verkorting van de 30%-regeling voor ingekomen werknemers

De maximale looptijd van de 30%-regeling wordt per 1 januari 2019 met 3 jaar ingekort van 8 naar 5 jaar. Dat geldt voor nieuwe, maar ook voor bestaande gevallen, dat wil zeggen voor gevallen waarvoor in het verleden een beschikking is afgegeven. Dat betekent dus dat voor werknemers waar op de afgegeven beschikking als einddatum 1 januari 2022 de aftrek met ingang van 1 januari 2019 niet langer meer van toepassing is. De voorgestelde maatregel derhalve direct in zonder overgangsrecht. Schoolgelden voor internationale scholen in 2018/2019 mogen na de korting nog wel onbelast vergoed of verstrekt worden, wanneer de vergoeding plaats vindt binnen de looptijd van de oorspronkelijke regeling.

  • Verhoging plafond vrijwilligersregeling

Het plafond voor de vrijwilligersregeling wordt met € 200 verhoogd. De bedragen worden dus € 170 per maand en € 1.700 per kalenderjaar. Het was € 150 per maand en € 1.500 per kalenderjaar.

III.  Omzetbelasting

  • Verhoging verlaagde BTW-tarief 

Het verlaagde BTW-tarief wordt verhoogd van 6% naar 9%.

IV.   Vennootschapsbelasting / dividendbelasting / bronbelasting

  • Verlaging van het Vpb-tarief 

Het tarief in de vennootschapsbelasting wordt voor winsten tot € 200.000,- stapsgewijs verlaagd van 20% naar 16% in 2021. Het tarief voor winsten boven de € 200.000,- wordt in 2021 22,25%. De tarieven gaan er derhalve als volgt uitzien:

Schijf     Winst            2018     2019      2020      2021

1e          0-200.000     20%     19%       17,5%     16%

2e          > 200.000     25%     24,30%  23,90%   22,25%

  • Renteaftrekbeperking

De renteaftrekbeperking voor rentes berekend over bovenmatige leningen in deelnemingsverhoudingen en de renteaftrekbeperking voor holdings die vennootschappen hebben overgenomen, komt per 1 januari 2019 te vervallen. Dit is een vereenvoudiging van het bestaande systeem, maar de wijziging van het systeem hangt ook samen met de implementatie van de Europese Anti Tax Avoidance Directive 1 en de daaruit voortvloeiende invoering van de zogenaamde Earning Strippings maatregel. De renteaftrekbeperking geldt niet, wanneer het saldo van de rente boven de € 1 miljoen uitkomt.

  • Beperking afschrijving op gebouwen in eigen gebruik

Met ingang van 1 januari 2019 mag nog enkel op gebouwen in eigen gebruik afgeschreven worden, indien de fiscale boekwaarde hoger is dan 100% van de WOZ waarde. Nu is dat nog 50% van de WOZ-waarde.

  • Fiscale beleggingsinstellingen

Fiscale beleggingsinstellingen mogen vanaf 2020 enkel nog beleggen in in het buitenland gelegen vastgoed en mogen derhalve vanaf 2020 niet meer direct beleggen in Nederlands vastgoed.

  • Afschaffing dividendbelasting / invoering bronbelasting

De dividendbelasting wordt per 1 januari 2020 afgeschaft. Om misbruik te voorkomen wordt vanaf 1 januari 2020 een bronbelasting ingevoerd op dividendbetalingen naar laagbelastende jurisdicties. Deze bronbelasting geldt alleen bij dividenduitkeringen in gelieerde verhoudingen of ingeval van misbruiksituaties. Ter compensatie van deze afschaffing wordt vanaf 1 januari 2021 een bronbelasting ingevoerd op aan het buitenland betaalde interest- en royaltybetalingen. Thans zit daar nog geen bronbelasting op, hetgeen Nederland voor vele buitenlandse maatschappijen zeer aantrekkelijk maakte. Het voorgestelde tarief van de bronbelasting is gekoppeld aan het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting in 2020, te weten 23,9%.

V.   Aangekondigde maatregel die niet deel uitmaakt van het belastingplan

Het Kabinet wil leningen die een aandeelhouder bij zijn B.V. heeft welke hoger zijn dan € 500.000,- in box 2 betrekken. Uit de aanbiedingsbrief pakket Belastingplan 2019 van de Directie Algemene Fiscale Politiek valt hierover het volgende te lezen:

Het ontmoedigen van excessief lenen van de eigen vennootschap (rekening-courantmaatregel)

Uit onderzoek blijkt dat veel aanmerkelijkbelanghouders (ab-houders) grote bedragen lenen van hun eigen vennootschappen. In totaal leenden in 2015 ruim 225.000 ab-houders meer dan € 51 miljard van hun eigen vennootschap. Circa 23.000 ab-houders (10% van de lenende ab-houders) lenen op individueel niveau meer dan € 500.000 en in totaal ruim € 30 miljard (circa 60% van de totale schuld van ab-houders aan hun vennootschappen). Door te lenen van de eigen vennootschap kunnen ab-houders belastingheffing in box-2 langdurig uitstellen en in bepaalde situaties zelfs afstellen. Het toezicht door de Belastingdienst op leningen van de eigen vennootschap aan de ab-houders is zeer bewerkelijk en leidt in de praktijk tot veel tijdrovende discussies. Daarom kondigt het kabinet tegelijkertijd met het pakket Belastingplan 2019 een specifieke maatregel aan die lenen boven een bedrag van € 500.000 van de eigen vennootschap ontmoedigt. Deze maatregel past bij de aanpak van belastingontwijking en zorgt voor een betere uitvoerbaarheid van het belastingstelsel door de Belastingdienst. De maatregel heeft een jaarlijkse voor het inkomstenkader relevante budgettaire opbrengst van € 50 miljoen.

Bij de uitwerking van deze maatregel gaat het kabinet uit van de volgende contouren.

  • Als de totale som van schulden van de ab-houder aan zijn eigen vennootschap meer dan € 500.000 bedraagt, wordt dat meerdere als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen.
  • De maatregel treedt op 1 januari 2022 in werking.
  • Voor bestaande eigenwoningschulden aan de eigen vennootschap wordt een overgangsmaatregel getroffen.

Het kabinet wil dat ab-houders de mogelijkheid krijgen om hun excessieve schulden aan de eigen vennootschap terug te brengen voordat zij over deze leningen box 2-heffing moeten betalen. Om die reden is ervoor gekozen om de maatregel door middel van deze brief aan te kondigen en pas per 1 januari 2022 in werking te laten treden. De ab-houder heeft zodoende meer dan drie jaar de gelegenheid om zijn schuld aan zijn vennootschap terug te brengen tot maximaal € 500.000. Bovendien bestaat in 2019 nog de mogelijkheid om tegen het huidige box 2-tarief van 25% een dividenduitkering te doen die vervolgens kan worden gebruikt voor de aflossing van de schuld aan de vennootschap.

Het kabinet is voornemens het wetsvoorstel waarin deze maatregel is opgenomen in het voorjaar van 2019 aan uw Kamer aan te bieden. Uiteraard zal bij de voorbereiding van het voorstel een uitvoeringstoets worden gemaakt, die ook inzicht geeft in de gevolgen voor de Belastingdienst. Tevens wordt het conceptvoorstel geconsulteerd via een internetconsultatie, zodat het bedrijfsleven en de adviespraktijk in de gelegenheid zijn om commentaar te geven en suggesties te doen.

 

Mocht u naar aanleiding van bovenstaande wetsvoorstellen vragen hebben, neemt u dan contact op met mr. N.B.M. Vink of mr. S. Vink, advocaat-belastingkundigen, verbonden aan Vink & Partners Legal and Tax.