Na berichtgeving in landelijke media geen vrijwillige inkeer meer mogelijk voor UBS-rekeninghouder

In navolging op Rechtbank Den Haag heeft Rechtbank Gelderland op 14 september 2018 geoordeeld dat de inkeermelding in het voorgelegde geval te laat was gedaan, op gond waarvan volgens de Rechtbank Gelderland geen sprake meer kan zijn van een vrijwillige inkeer. Dat heeft onder meer gevolgen voor de (hoogte van de) opgelegde vergrijboetes. Bij vrijwillige inkeer wordt de hoogte van de vergrijpboetes namelijk gematigd. Voor vrijwillige inkeer is nodig dat de belastingplichtige inkeert, voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de onregelmatigheid in de aangifte bekend is of bekend zal worden. Daarbij is niet beslissend of de belastingplichtige subjectief vermoedde dat de inspecteur van de onregelmatigheid op de hoogte zou komen, maar of hij dit objectief redelijkerwijs moest vermoeden (zie HR 2 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1375). 

De casus is als volgt.

X had in zijn aangiftes inkomstenbelasting over 2004 tot en met 2014 geen melding gemaakt van de door hem aangehouden bankrekening bij de Zwitserse UBS-bank. UBS heeft haar Nederlandse cliënten, waaronder X, in 2014 aangeschreven en verzocht om een bewijs dat de desbetreffende rekening bij de Nederlandse fiscus was opgegeven. Vervolgens deed de Nederlandse Belastingdienst in juli 2015 een groepsverzoek bij de Zwitserse autoriteiten om informatie over rekeningen van Nederlandse ingezetenen bij de UBS Bank te verkrijgen. UBS heeft haar Nederlandse rekeninghouders in september 2015 van het groepsverzoek op de hoogte gesteld. Ze heeft de rekeninghouders er op gewezen dat door hen bezwaar tegen het gedane verzoek kan worden gemaakt. Dat is ook door een aantal rekeninghouders gebeurd, maar uiteindelijk door de hoogste Zwitserse rechter afgewezen.

Bij brief van 14 oktober 2015 doet X bij de Nederlandse Belastingdienst een beroep op toepassing van de inkeerregeling en maakt daarbij melding van het feit dat hij in de periode 2004 tot en met 2014 de beschikking heeft gehad over een buitenlandse bankrekening bij UBS. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat er geen sprake meer was van een vrijwillige inkeer en legde als gevolg daarvan vergrijpboetes op variërend van 40% tot 100%. Rechtbank Gelderland stelde de inspecteur in het gelijk. Volgens de Rechtbank moets X in elk geval vanaf de berichtgeving in de landelijke media op 27 september 2015 objectief redelijkerwijs vermoeden dat de inspecteur op de hoogte zou raken van zijn rekening bij de UBS-bank. Het maakte volgens de Rechtbank ook niet uit dat er pas in november 2016 is beslist dat Zwitserland de gegevens moest uitleveren. De opgelegde boetes variërend van 40%-100% waren als gevolg daarvan volgens Rechtbank Gelderland terecht opgelegd, zij het dat voor wat betreft het jaar 2007 de boete verlaagd werd van 100% tot 40%. Volgens de Rechtbank lag het maximum volgens het ten toen geldende beleid nog op 50%, zodat de Rechtbank na matiging wegens medewerking van X een boete van 40% passend vond. 

Heeft u vragen over de inkeerregeling, dan kunt u contact opnemen met mr. N.B.M. Vink of mr. S. Vink, advocaat-belastingkundigen, verbonden aan Vink & Partners Legal and Tax.