Nieuwsdetail Vink & Partners
Voorstel tot wijziging van de transitievergoeding
Voorstel tot wijziging
In de Wet werk en zekerheid ("Wwz") is een wettelijke ontslagvergoeding opgenomen; de zogenaamde transitievergoeding. Per 1 juli 2015 zal deze transitievergoeding in de plaats komen van de huidige beëindigingsvergoeding op basis van de kantonrechtersformule. Met de invoering van de transitievergoeding is beoogd hoge ontslagvergoedingen te voorkomen, ontslagvergoedingen onafhankelijk te maken van de te volgen ontslagroute en van het soort contract (vast of tijdelijk) alsmede meer te richten op de aanwending van de vergoeding, namelijk voor de transitie naar een andere baan.
Minister Asscher heeft op 24 februari 2015 een voorstel tot wijziging van de transitievergoeding aan de Tweede Kamer gezonden. Dit wijzigingsvoorstel dient een tweeledig doel:
- De minister wenst onbedoelde en ongewenste effecten van het gebrek aan overgangsrecht (ook wel: onmiddellijke werking) bij de transitievergoeding bij arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tegen te gaan, alsmede
- voortzetting van het dienstverband en het aangaan van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd te stimuleren.
Uitstel van het verschuldigd zijn van een transitievergoeding en overgangsrecht
De transitievergoeding kent thans geen overgangsrecht en heeft derhalve onmiddellijke werking. Dit betekent dat een arbeidsovereenkomst die eindigt op of na 1 juli 2015 direct kan leiden tot een recht op transitievergoeding. Voor de totale duur van het dienstverband wordt dan gekeken naar de periode vóór 1 juli 2015. Ook arbeidsovereenkomsten die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, worden hierbij meegenomen.
De hiertegen geuite bezwaren hebben enerzijds betrekking op het feit dat werkgevers mogelijk hoge kosten zullen moeten maken en zich hierop niet hebben kunnen voorbereiden en anderszijds dat tijdelijke werknemers mogelijk niet opnieuw worden ingehuurd. Dit laatste speelt met name in sectoren met seizoensgebonden arbeid. De huidige ketenregeling - die wel overgangsrecht kent - geldt nog tot 1 juli 2015. Kort gezegd, geldt onder het huidige recht dat arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die elkaar met tussenpozen van meer dan drie maanden opvolgen, geen keten vormen (immers, thans is sprake van 3x3x3: maximaal drie tijdelijke contracten in een periode van drie jaar, waarbij geldt dat na een tussenpoze van drie maanden de keten opnieuw gaat lopen). Werkgevers in deze branches doorbreken de keten vaak door te werken met tussenpozen van net iets meer dan drie maanden voor dezelfde werknemers. Echter, deze opeenvolging van arbeidsovereenkomst vormt dan weliswaar geen keten in de zin van de ketenregeling, doch straks wel een keten ter zake de transitievergoeding. Om een "transitievergoedingketen" te doorbreken, is immers een tussenpoze van meer dan zes maanden nodig.
In dit verband heeft de minister voorgesteld de transitievergoeding nog niet verschuldigd te laten zijn als de werkgever de werknemer de garantie heeft geboden dat hij weer bij hem aan de slag kan op basis van een nieuwe (tijdelijke of vaste) arbeidsovereenkomst, die ingaat - kort gezegd - binnen zes maanden na hert eindigen van de huidige arbeidsovereenkomst. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat een werkgever meteen na het eindigen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst na 1 juli 2015 een transitievergoeding verschuldigd wordt (uitstel), terwijl de werknemer zekerheid wordt geboden dat (op termijn) hert dienstverband wordt voortgezet. Biedt een werkgever (uiteindelijk) geen garantie van een voortzetting, dan is hij (indien aan de voorwaarden hiervoor wordt voldaan) alsnog een transitievergoeding verschuldigd.
Daarnaast stelt de minister voor om overgangsrecht te treffen, omdat de uitstelmaatregel niet voorkomt dat het arbeidsverleden, opgebouwd vóór 1 juli 2015, meetelt voor het recht op en de berekening van de hoogte van de transitievergoeding. Dit overgangsrecht houdt in dat voor het bepalen van het recht op en de hoogte van de transitievergoeding arbeidsovereenkomsten die vóór 1 juli 2012 zijn geëindigd en elkaar met een onderbreking van meer dan drie maanden hebben opgevolgd (of een kortere termijn, als die op grond van een cao gold) niet worden meegeteld. Tijdelijke arbeidsovereenkomsten die elkaar na 1 juli 2012 met een periode van ten hoogste zes maanden opvolgen, tellen dus wél mee. Met de periode gerekend vanaf 1 juli 2012 (tot 1 juli 2015) wordt aangesloten bij de termijn van de huidige ketenbepaling voor het ontstaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (drie jaar).
Bevorderen aangaan arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
Voorts heeft de minister voorgesteld om voor het bepalen van het recht op en de hoogte van de transitievergoeding arbeidsovereenkomst die vóór 1 juli 2015 zijn geëindigd (en onderbroken zijn geweest met tussenpozen van meer dan drie maanden of de termijn die op grond van een cao gold), niet worden meegeteld als op of na 1 juli 2015 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt aangegaan. Hiermee wordt de opbouw van de transitievergoeding uitgeruild tegen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met de daarbij behorende ontslagbescherming en opzegtermijn.
Slotsom
Kortom, het ontslagrecht is nog volop in beweging en kent ook nog de nodige onduidelijkheden. Mocht u vragen hebben, neemt u dan gerust contact op met een van de advocaten van Vink & Partners Legal and Tax.