Nieuwsdetail Vink & Partners
Wetsvoorstel excessief lenen bij eigen BV is niet doordacht en op aantal punten onrechtvaardig
Het wetsvoorstel om excessieve leningen van ab-houders bij de eigen BV te belasten, is niet doordacht en op een aantal punten zelfs onrechtvaardig.
Het bovenbedoelde wetsvoorstel moet op 1 januari 2022 in werking treden. Het wetsvoorstel houdt in dat, wanneer een ab-houder (daarvan is sprake in geval van een aandelenbezit van meer dan 5%) op 31 december 2022 in totaal meer dan € 500.000,- geleend heeft van zijn vennootschap, het meerdere aangemerkt wordt als een zogenaamd fictief regulier voordeel. Dat fictief regulier voordeel wordt dan in 2022 belast tegen een tarief van 26,9% (tarief 2022) in Box 2.
Onder leningen wordt in dit verband verstaan: alle schulden die de ab-houder heeft bij vennootschappen, waarin hij een zogenaamd aanmerkelijk belang (5% of meer) houdt. De fiscaal partner van de ab-houder wordt in dit verband met de ab-houder meegenomen. Hetgeen de fiscaal partner geleend heeft wordt derhalve voor de bepaling van de € 500.000-grens meegeteld. Ook leningen aan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn, waaronder dus (klein)kinderen, worden bij de bepaling van de € 500.000-grens meegenomen. Voor wat betreft de bloed- en aanverwanten in de rechte lijn wordt echter alleen het deel dat zij boven de € 500.000,- geleend hebben, meegeteld. Een ab-houder mag derhalve samen met zijn partner maximaal een schuld van € 500.000,- hebben, wanneer hij niet in bovengenoemde heffing wil vallen. Een ab-houder met twee kinderen mag samen met zijn kinderen een schuld van € 1,5 miljoen hebben, zolang zij ieder maar niet meer dan € 500.000,- geleend hebben. Het is een merkwaardige regeling dat kinderen en andere personen, zoals bovenbedoeld, voor deze regeling als één worden beschouwd met de ab-houder. Voor verbondenheid met de partner is nog wel iets te zeggen, maar wat gebeurt er als ab-houder en zijn toekomstige partner ieder afzonderlijk een schuld hebben van € 500.000,- hebben bij hun eigen BV en vervolgens in het huwelijk treden? Op grond van het huidige wetsvoorstel leidt dat tot een box 2-heffing over € 500.000,-. Dat zal door de betreffende personen niet als prettig worden ervaren. Het zou ook betekenen dat zij, voordat zij het huwelijk aangaan zouden moeten nagaan (zij zullen echter wel wat anders aan hun hoofd hebben) hoe dat zit.
Zeer onrechtvaardig is dat, zoals het nu staat, de zogenaamde “vervreemdingskorting” enkel beperkt is tot het jaar 2022. Deze “vervreemdingskorting” wordt verleend, indien de ab-houder zijn ab-aandelen verkoopt. In dat geval is hij box 2-heffing verschuldigd (in 2022: 26,9%) over de verkoopopbrengst minus de verkrijgingsprijs. Wanneer er geen rekening wordt gehouden met het reeds belaste fictief regulier voordeel uit hoofde van een bovenmatige lening, zou derhalve dubbele belasting optreden over het gedeelte van het fictieve voordeel. Het wetsvoorstel vermijdt dat door toe te staan dat in een dergelijk geval de verkoopopbrengst verminderd mag worden met het bedrag dat als fictief regulier voordeel al belast is geweest. Op zich aardig, maar tot onze grote verbazing geldt bovenbedoelde vervreemdingskorting enkel voor het jaar 2022, en dus niet voor latere jaren. Dat betekent derhalve dat, wanneer na 2022 een ab-houder zijn ab-aandelen verkoopt, er dubbele heffing optreedt over het deel dat als fictief voordeel reeds belast is. Dat is natuurlijk ongehoord. Laten wij hopen dat de wetgever aan deze onrechtvaardigheid een einde maakt en het wetsvoorstel op in ieder geval dit punt aanpast.
Het wetsvoorstel bevat een uitzondering voor de zogeheten eigenwoningschuld, te weten de schuld die de ab-houder bij zijn eigen B.V. is aangegaan ter verwerving van dan wel in verband met zijn eigen woning. Voor eigenwoningschulden die na 31 december 2021 zijn aangegaan, moet om voor de uitzondering in aanmerking te komen wel hypothecaire zekerheid zijn verstrekt door de ab-houder op zijn eigen woning. Voor eigenwoningschulden, die al vóór 1 januari 2022 bestonden, geldt deze voorwaarde niet. De eis dat er hypothecaire zekerheid verstrekt moet zijn, is ook een enigszins merkwaardige eis en zeker wanneer dat niet nodig is, gelet op de vermogenspositie van de ab-houder. Het kan ook problematisch zijn, omdat niet iedere bank toestemming geeft voor het naast het eerste hypotheekrecht van de bank vestigen van een tweede hypotheekrecht in verband met een aanvullende lening vanuit de B.V.
Tip
Ab-houders met zogenaamde excessieve leningen doen er verstandig aan om nu reeds op de inwerkingtreding van bovenbedoeld wetsvoorstel te anticiperen en dus maatregelen te treffen. Daarbij wordt opgemerkt dat zij niet beschermd worden door een in het verleden met de fiscus gesloten vaststellingsovereenkomst. Wanneer er bijvoorbeeld met de fiscus is afgesproken dat een schuld van de ab-houder bij zijn B.V. van € 1 miljoen niet tot een uitdeling leidt, kan dat in 2022 toch tot belastingheffing leiden over € 500.000,-. De reden is dat een wetswijziging een vaststellingsovereenkomst in een dergelijk geval opzij zet.
Heeft u vragen over dit wetsvoorstel of wilt u weten in hoeverre de toepassing van dit wetsvoorstel in uw geval eventueel vermeden kan worden, neem dan contact op met mr. N.B.M. Vink of mr. S. Vink, advocaat-belastingkundigen, verbonden aan Vink & Partners Legal and Tax.