Agentuurovereenkomst: de klantenvergoeding van de handelsagent bij het einde van de overeenkomst

Agentuurovereenkomst

In de Nederlandse wetgeving wordt een agentuurovereenkomst gedefinieerd als een overeenkomst van opdracht, waarbij de handelsagent zich verbindt gedurende bepaalde of onbepaalde tijd tegen beloning te bemiddelen bij de totstandkoming van overeenkomsten tussen derden en de principaal.

Bij een agentuurovereenkomst is aldus sprake van bemiddeling tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten. In de regel zal de handelsagent in naam van zijn opdrachtgever (de principaal) overeenkomsten sluiten met derden; de handelsagent bemiddelt bij het sluiten van overeenkomsten en wordt verder dus niet zelf contractspartij van de derde. Hierin schuilt een groot verschil met een distributieovereenkomst: een distributeur koopt goederen in om deze vervolgens zelf en voor eigen rekening en risico (met winst) aan en derde te verkopen; de distributeur wordt aldus bij het sluiten van een koopovereenkomst met een derde zelf contractspartij.

De wet kent een vrij uitgebreide regeling omtrent agentuurovereenkomsten, die mede dient ter bescherming van de handelsagent. Zo schrijft de wet voor dat indien de principaal de agentuurovereenkomst met de handelsagent beëindigt, de handelsagent aanspraak kan maken op een klantenvergoeding (ook wel goodwillvergoeding genoemd). De gedachte daarachter is dat indien enerzijds een handelsagent veel klanten aanbrengt of het huidige klantenbestand uitbreidt - hetgeen in het voordeel is van zijn principaal - het onwenselijk is dat de principaal anderzijds de relatie met de handelsagent zomaar eenvoudig kan beëindigen om vervolgens zelf de inspanningen van de handelsagent verder te verzilveren. De handelsagent kan in een dergelijk geval dan ook aanspraak maken op een vergoeding. Indien de handelsagent de agentuurrelatie zelf beëindigt, of hem van de beëindiging een verwijt kan worden gemaakt, kan de handelsagent overigens geen aanspraak maken op een vergoeding.

Voorwaarden voor klantenvergoeding

De wet bepaalt dat het recht op een klantenvergoeding bestaat wanneer aan de volgende vereisten is voldaan:

  • de handelsagent heeft de principaal nieuwe klanten aangebracht of de handelsagent heeft de overeenkomsten met bestaande klanten aanmerkelijk uitgebreid, en
  • de overeenkomsten met deze klanten leveren de principaal nog aanzienlijke voordelen op.

In een recent arrest heeft de Hoge Raad onderstreept dat, alvorens de handelsagent aanspraak kan maken op een klantenvergoeding, hij eerst aannemelijk moet maken dat de principaal van door hem aangebrachte klanten of van klanten waarmee hij de overeenkomsten heeft uitgebreid in relevante mate nieuwe transacties kan verwachten. In de bij de Hoge Raad behandelde zaak, slaagde de handelsagent daar niet in. In die zaak trad Prijsvrij sinds 2012 op als handelsagent voor Corendon. In juli 2013 zegde Corendon de agentuurovereenkomst op, met als reden dat het aantal wederverkopers niet meer paste binnen de bedrijfsstrategie. Prijsvrij maakte als gevolg van de beëindiging van de relatie aanspraak op een klantenvergoeding. Prijsvrij stelde dat klanten bij een goede ervaring vaak dezelfde reis of accommodatie boeken. De rechtbank kende een klantenvergoeding van EUR 471.961 toe. Corendon ging in hoger beroep. Het hof ging niet mee in het oordeel van de rechtbank. Het hof was namelijk van oordeel dat niet aannemelijk was dat Corendon door de klanten die via Prijsvrij een reis bij Corendon hadden geboekt, een blijvend voordeel zou genieten. Kort gezegd was de reden hiervoor dat de markt waarop Prijsvrij de reizen aanbood (reizen te boeken via internet naar zonnige bestemmingen), sterk prijsgedreven was en dat Prijsvrij een laagste prijs garantie gaf. Tevens overwoog het hof dat Corendon niet de beschikking kreeg over NAW-gegevens, doch slechts over beperkte gegevens van klanten, die onvoldoende waren voor marketing acties. De Hoge Raad liet dit oordeel in stand en overwoog dat een agent aannemelijk zal moeten maken dat de principaal van door hem aangebrachte klanten, of van klanten waarmee hij de overeenkomsten heeft uitgebreid, nog in relevante mate nieuwe transacties kan verwachten, alvorens toegekomen kan worden aan de hoogte van de klantenvergoeding.

De hoogte van de klantenvergoeding

Zodra vaststaat dát de (gewezen) handelsagent aanspraak kan maken op een vergoeding, rijst vervolgens de vraag hoe hoog deze vergoeding is. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 2 november 2012 verduidelijkt hoe de hoogte van deze vergoeding berekend moet worden; zulks dient te gebeuren aan de hand van drie fases. Versimpeld weergegeven komt het op het volgende neer.

In de eerste fase wordt de totale bruto provisie berekend over ordners van de laatste twaalf maanden van de agentuurovereenkomst, afkomstig van nieuwe klanten en uit de uitbreiding van transacties met reeds bestaande klanten. Dit bedrag wordt nog gecorrigeerd op grond van (i) de verwachte tijdsduur waarbinnen de principaal nog voordeel zal behalen uit dit soort transacties, (ii) het verloop van het klantenbestand, en (iii) de versnelde ontvangst door de agent. In de tweede fase moet worden vastgesteld of er redenen bestaan om het aldus vastgestelde bedrag aan te passen met het oog op de billijkheid. Daarbij wordt bijvoorbeeld gekeken hoeveel provisie de handelsagent misloopt als gevolg van het eindigen van de agentuurovereenkomst. In deze fase kan het bedrag uit de eerste fase zowel naar boven als naar beneden worden bijgesteld. In de derde fase wordt tot slot bekeken of het uit de twee eerdere fasen berekende bedrag het wettelijk maximum niet te boven gaat. Dat wettelijk maximum bedraagt de provisie over één jaar, berekend naar het gemiddelde van de laatste vijf jaar. Indien de agentuurovereenkomst korter dan vijf jaar heeft geduurd wordt gekeken naar het gemiddelde van de gehele duur van de agentuurovereenkomst.

Overigens moet een handelsagent wel zelf tijdig aanspraak maken op een klantenvergoeding. Uiterlijk één jaar na het einde van de agentuurovereenkomst moet de handelsagent aan de principaal meedelen dat hij een klantenvergoeding verlangt. Wanneer de principaal dit niet binnen één jaar meedeelt, vervalt het recht op een vergoeding.

Afsluitend

De wet beschermt de handelsagent tegen de beëindiging van de agentuurovereenkomst met toekenning van een klantenvergoeding. In de praktijk kan het echter lastig zijn om vast te stellen dát de handelsagent recht heeft op een vergoeding en vooral hoe hoog deze vergoeding moet bedragen.

Heeft u vragen over de klantenvergoeding van een handelsagent of over andere aspecten van een agentuurovereenkomst, dan kunt u vanzelfsprekend contact opnemen met een van de advocaten van Vink & Partners Legal and Tax. 

Door: Pedro Contreras