Belangrijkste aspecten van de wetswijziging Pensioen in Eigen Beheer (PEB)

Hieronder nog eens samengevat de belangrijkste aspecten van bovengenoemde wetswijziging. Deze luiden:

  1. Verdere opbouw van het PEB is niet meer mogelijk. Dat moet ook als zodanig zijn vastgelegd en wel uiterlijk vóór 1 juli 2017.
  2. De directeur-grootaandeelhouder (DGA) heeft de keuze om:
  • het PEB zonder verdere opbouw voort te zetten. In dat geval is verdere opbouw niet meer mogelijk en blijft op de balans van de B.V. de hogere commerciële pensioenverplichting staan, hetgeen de mogelijkheid beperkt om dividend uit te keren, hetzij
     
  • het PEB met korting af te kopen tegen de fiscale waarde van de pensioenreserve per eind 2015. In dat geval wordt de waarde van de fiscale pensioenreserve in één keer in de inkomstenbelastingheffing van box 1 betrokken tegen het normaal progressieve tarief, zij het dat een korting mogelijk is. Wanneer de afkoop plaatsvindt in 2017 bedraagt deze korting 34,5%. Vindt de afkoop plaats in 2018 dan bedraagt de korting 25% en wanneer deze in 2019 plaatsvindt, bedraagt de korting 19,5%.
    Voor de afkoop is het volgende nodig:
    • een besluit van de aandeelhouder van de B.V. om de pensioenregeling aan te passen;

    • een aanpassing van de pensioenbrief;

    • een schriftelijk akkoord van ook de (ex-)partner met deze afkoop; alsmede

    • een passende compensatie voor deze (ex-)partner, teneinde te voorkomen dat er schenkingsaspecten kunnen optreden.

  • ​hetzij het PEB tegen de fiscale waarde van het opgebouwde pensioen om te zetten in een zogenaamde Oude Dags Verplichting (ODV). In dat geval wordt het pensioen tegen de fiscale waarde omgezet in een uitkering, welke in principe vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd in 20 jaar moet worden uitgekeerd. Het omzettingsbesluit kan in de jaren 2017, 2018 of uiterlijk 2019 genomen worden. De omzetting is belastingvrij, maar de uitkeringen worden te zijner tijd wel in box 1 belast. De uitkering gaat in bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, maar wanneer het pensioen reeds is ingegaan, wordt de termijn verminderd met de jaren dat het pensioen na de AOW-gerechtigde leeftijd reeds is ingegaan. Ook in dit geval is schriftelijke toestemming van de (ex-)partner nodig en dient een adequate compensatie te worden geregeld voor de (ex-)partner, om schenkingsrechtproblemen te voorkomen. In geval van overlijden komen de nog resterende uitkeringen niet toe aan de (ex-)partner, maar maken deze deel uit van de nalatenschap en vererven deze dus. 

Wat moet u nu doen?

De korting bij afkoop is interessant, maar behoeft niet altijd de meest gunstige optie te zijn. De totale fiscale reserve wordt namelijk in één keer belast, en daarvoor moeten wel de financiële middelen aanwezig zijn. Het vrijgekomen bedrag wordt als box 3-vermogen ook jaarlijks in de box 3-heffing tegen 1,2% betrokken. In geval van omzetting in een ODV wordt er bij de omzetting niet afgerekend. Het vermogen blijft in de B.V. Een afkoop, wanneer dat geen probleem is, alsmede een omzetting in een ODV kan interessant zijn, omdat er in beide gevallen weer ruimte ontstaat voor dividenduitkeringen. Bij voortzetting van het huidige pensioen zonder opbouw is dat niet het geval. Alsdan dient voor de bepaling of een dividenduitkering mogelijk is, te worden uitgegaan van de commerciële, thans veel hogere waarde van de pensioenverplichting dan de fiscale waarde, hetgeen leidt tot een lager vermogen en derhalve tot minder ruimte voor een dividenduitkering.

De toestemming en compensatie van de (ex-)partner is zowel in geval van afkoop als in geval van omzetting in een ODV vereist.

Kortom, wat in uw individuele geval verstandig is, is niet eenvoudig te bepalen. Laat u daarom tijdig adviseren. De advocaten-belastingkundigen van Vink & Partners Legal and Tax, mr. N.B.M. Vink en mr. S. Vink, kunnen u daarbij desgewenst van dienst zijn. 

Door: Klaus Vink