Nieuwsdetail Vink & Partners
Zware motiveringseisen aan concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
Concurrentiebeding
Het arbeidsrecht is dit jaar als gevolg van de invoering van de Wet Werk en Zekerheid ingrijpend gewijzigd. Eén van de wijzigingen betreft het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Een concurrentiebeding houdt in dat het de werknemer – vaak gedurende een bepaalde tijd en binnen een bepaald geografisch gebied – verboden wordt om na zijn dienstverband elders werkzaamheden te verrichten, waarmee de werkgever concurrentie kan worden aangedaan. Tot de invoering van de Wet Werk en Zekerheid was het niet ongebruikelijk om ook in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd een concurrentiebeding op te nemen. De enige eis die strikt genomen ten aanzien van zo een concurrentiebeding bestond, was dat zo een beding schriftelijk moest worden overeengekomen. Een werknemer die wenste over te stappen c.q. was overgestapt naar een andere (concurrerende) werkgever, maar een concurrentiebeding had in zijn tijdelijke contract, kon het door zijn (oorspronkelijke) werkgever vaak moeilijk gemaakt worden, indien deze nakoming van het overeengekomen concurrentiebeding wenste.
De mogelijkheden voor een werkgever om in een tijdelijk arbeidscontract een concurrentiebeding met zijn werknemer aan te gaan, zijn thans echter sterk beperkt. In beginsel is het namelijk niet langer toegestaan om een concurrentiebeding op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tenzij in de arbeidsovereenkomst uitgebreid gemotiveerd wordt door de werkgever waarom een concurrentiebeding volgens hem toch noodzakelijk is. De (gewijzigde) wet spreekt in dit verband over zwaarwegende bedrijfs- en/of dienstbelangen die het de werkgever noodzakelijk maken om toch – als uitzondering op de hoofdregel dat een concurrentiebeding in tijdelijke contracten niet is toegestaan – jegens zijn werknemer een concurrentiebeding te kunnen hanteren. Deze wijziging in de wetgeving geldt enkel voor arbeidscontracten voor bepaalde tijd aangegaan na 1 januari 2015.
Rechtbank Amsterdam 23 juli 2015 (ECLI:NL:RBAMS:2015:4864)
Recentelijk heeft een rechter zich sedert de invoering van de nieuwe wet voor de eerste maal gebogen over een concurrentiebeding in een tijdelijk arbeidscontract.
In deze zaak ging om een werknemer die in dienst was bij een detacheringsbureau op basis van een arbeidscontract voor bepaalde tijd. De werknemer werd na drie weken gedetacheerd bij een verzekeraar, alwaar hij als consultant werkzaam was. Nadat de betreffende werknemer de arbeidsovereenkomst had opgezegd, wilde hij in dienst treden bij een directe concurrent van de werkgever, van waaruit hij bij een bank zou worden gedetacheerd. Omdat werkgever de werknemer aan het overeengekomen concurrentiebeding wenste te houden, spande de werknemer een kort geding aan, waarin hij de rechter verzocht om schorsing van het concurrentiebeding.
In dit aan de rechter voorgelegde geval, was het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst als volgt gemotiveerd:
"Werkgever heeft zwaarwegende bedrijfsbelangen die het in de arbeidsovereenkomst opnemen van het concurrentiebeding noodzakelijk maken. Werkgever hecht veel waarde aan opleiding van haar medewerkers, hetgeen betekent dat zij veel tijd in opleiding investeert en hiervoor ook kosten worden gemaakt. Dit geldt in het bijzonder voor de functie van Consultant Banking & Insurance van de medewerker. Verder zal de medewerker in zijn functie van Consultant Banking & Insurance al direct vanaf de aanvang van het dienstverband kennis verwerven van het door werkgever opgebouwde netwerk, het marktgebied, de behoeften en de werkwijze van werkgever. Gelet op de zeer concurrentiegevoelige detacheringsbranche waarin werkgever opereert, bestaat er wegens de bij werkgever specifiek verworven kennis en kunde vrees voor benadeling van werkgever indien de medewerker na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in strijd handelt met het in lid 1 en/of lid 2 van dit artikel opgenomen relatiebeding en/of concurrentiebeding. De bij werkgever specifiek verworven kennis en kunde zou door de medewerker immers kunnen worden aangewend om, direct of indirect, concurrerende activiteiten te verrichten."
De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen concurrentiebeding kan worden overeengekomen, omdat een werknemer hierbij een ‘dubbel nadeel’ ondervindt: enerzijds werkt een concurrentiebeding belemmerend bij het overstappen naar een nieuwe werkgever, terwijl anderzijds bij aanvang van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd vaststaat dat het dienstverband in beginsel van korte duur zal zijn. Een uitzondering hierop bestaat indien het concurrentiebeding noodzakelijk is omdat sprake is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen; dit betreft echter een zware toets. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat sprake dient te zijn van ‘specifieke werkzaamheden’ of van een ‘specifieke functie’ die per geval een afweging of motivering behoeft, zo overweegt de rechtbank.
De rechtbank besliste dat de in het concurrentiebeding genoemde zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen onvoldoende concreet waren. Zo oordeelde de rechtbank dat niet duidelijk was wat verstaan diende te worden onder het in het concurrentiebeding opgenomen ‘opgebouwde netwerk, het marktgebied, de behoeften en de werkwijze van werkgever’. Ter zake van de in het concurrentiebeding genoemde ‘specifiek verworven kennis’ was onduidelijk welke specifieke kennis het betrof die bescherming behoefde middels het concurrentiebeding, waarbij tevens in aanmerking werd genomen dat werkgever een detacheringsbureau is, haar werknemers bij verschillende opdrachtgevers te werk worden gesteld en de feitelijke werkzaamheden van een Consultant Banking & Insurance van geval tot geval kunnen verschillen. Bovendien werd geoordeeld dat door werkgever niet onderbouwd was waarom niet volstaan kon worden met een studiekostenbeding, nu de werkgever veel waarde hechtte aan de investering in de opleiding van haar medewerkers. De rechtbank kwam tot de slotsom dat uit het concurrentiebeding onvoldoende bleek om welke concrete zwaarwegende bedrijfsbelangen het ging en/of dat niet aan het noodzakelijkheidsvereiste was voldaan, ten gevolge waarvan het concurrentiebeding werd geschorst.
Conclusie
Het uitgangspunt van de wetgever komt erop neer dat indien een werkgever iemand in dienst wil nemen en daarbij een concurrentiebeding wil overeenkomen, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan dient te worden. Het mes snijdt in dat geval aan twee kanten: de werkgever kan zijn bedrijf beschermen tegen ongewenste concurrentie en de werknemer heeft op zijn beurt door het in tijd onbepaalde karakter van het dienstverband meer zekerheid.
Indien een werkgever toch een concurrentiebeding wil opnemen in een tijdelijk contract, is waakzaamheid geboden: indien niet concreet gemotiveerd wordt waarom sprake is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen, bestaat grote kans dat een rechter het concurrentiebeding terzijde zal schuiven. Het opstellen van een dergelijk concurrentiebeding betreft dan ook maatwerk: de te beschermen belangen dienen zeer concreet te worden omschreven en er dient daarbij een verband gelegd te worden met de door werknemer te verwerven specifieke kennis en kunde. Het opnemen van een standaard concurrentiebeding met algemeenheden zal in rechte niet in stand blijven, zo blijkt ook uit deze uitspraak.
Indien u meer informatie wenst over deze materie, kunt u vanzelfsprekend contact opnemen met een van de advocaten van Vink & Partners Legal and Tax.
Door: Pedro Contreras