Drie uitspraken inzake de bedrijfsopvolgingsfaciliteit

 

1. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) is ook voor de overdrachtsbelasting van toepassing bij de verkrijging van aandelen in een onroerendzaaklichaam

Belanghebbende heeft in 2014 alle aandelen B.V. X geschonken gekregen. De bezittingen van de B.V. bestaan uit diverse onroerende zaken. Ter zake van de verkrijging van de aandelen zou normaliter overdrachtsbelasting verschuldigd zijn. In geschil was of de BOF ook geldt in de overdrachtsbelasting zodat evenmin overdrachtsbelasting verschuldigd zou zijn.

Rechtbank Noord-Holland oordeelde dat belanghebbende recht heeft op de BOF in de overdrachtsbelasting. De Inspecteur ging tegen de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat in dit geval aan de voorwaarden voor de toepassing van de BOF in de overdrachtsbelasting voldaan is. De aandelen, die als gevolg van een fictie als onroerende zaak worden aangemerkt, worden namelijk gehouden in een vennootschap die een materiële onderneming drijft. Ook de volledige zeggenschap in die onderneming ging op het kind over.

Het hof deed voor haar oordeel een beroep op het systeem van de wet. Ervan uitgaande dat de Inspecteur beroep in cassatie aantekent, zal de Hoge Raad vermoedelijk in deze kwestie het beslissende oordeel gaan geven.

2. Vastgoedonderneming kwalificeert voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF)

Belanghebbende heeft in 2014 een certificaat van een aandeel in een vastgoed-B.V. geschonken gekregen met een waarde aan onroerende zaken van circa € 24 miljoen. De Inspecteur heeft de BOF van toepassing verklaard voor zover de certificaten toe te rekenen zijn aan de vermogensbestanddelen die ten dienste staan van de projectontwikkeling en bouwactiviteiten van de B.V., maar niet ten aanzien van vermogensbestanddelen die ten dienste staan van de verhuuractiviteit. 

Rechtbank Den Haag was het met de Inspecteur eens, maar Hof Den Haag niet.

Hof Den Haag overwoog dat de projectontwikkelings- en bouwactiviteiten weliswaar 18% en de verhuuractiviteit 82% van de arbeidscapaciteit van de B.V. uitmaakten, maar dat de verhuuractiviteiten bestonden uit activiteiten waaronder de regie over alle ontwikkelingen en een intensief relatiebeheer, waardoor een (zelf gecreëerd) hoger rendement is gerealiseerd. Het Hof oordeelde vervolgens dat er sprake is van meer arbeid dan gebruikelijk is bij normaal vermogensbeheer met als doel het behalen van een hoger rendement dan bij normaal vermogensbeheer, waardoor ook de verhuuractiviteiten kwalificeren als een materiële onderneming.

De conclusie van het Hof was dat alle activiteiten van de vastgoed-B.V. voldoen aan de voorwaarden voor toepassing van de BOF.

3. Geen bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in geval van een onroerend goed-B.V. met beperkte werkzaamheden

Bij het overlijden van de man erfden zijn echtgenote en kinderen onder andere aandelen in een onroerend goed-B.V. (OG-B.V.) en een andere B.V. De OG-B.V. verhuurde 12 panden aan de andere B.V., die deze doorverhuurde aan diverse horecagelegenheden.

Toepassing van de BOF op de verkrijging van de aandelen in de OG-B.V. wees de Inspecteur af. Rechtbank Den Haag was het daarmee eens. Volgens de Rechtbank was niet aannemelijk gemaakt dat de activiteiten van de OG-B.V. het normaal vermogensbeheer overstegen.

Gerechtshof Den Haag bevestigde dit oordeel. Het aantal uren (20 uur) dat besteed was aan directievoering alsmede de besluitvorming ten aanzien van de panden was te beperkt geweest. Ook het ermee gemoeide jaarsalaris was laag, te weten nog niet de helft van het gebruikelijke loon. Er was dan ook volgens het Hof geen sprake van meer dan normaal vermogensbeheer. Er was ook niet meer rendement behaald met de verhuur van de panden dan bij normaal actief vermogensbeheer. De OG-B.V. verhuurde de panden ook nog eens aan één huurder.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met ondergetekende dan wel met mr. S. Vink, eveneens advocaat-belastingkundige.

Door: Klaus Vink