Nieuwsdetail Vink & Partners
Fiscale eindejaarstips 2015
I. Inkomstenbelasting (IB):
1. Besparen van 1,2% aan IB in box 3:
- Bespaar 1,2% IB door belastingschulden in 2015 te betalen:
Verschuldigde belastingbedragen verminderen het box 3 vermogen niet, omdat deze niet als schuld mogen worden afgetrokken. Een uitzondering geldt daarbij voor nog te betalen schenk- en erfbelasting. Door een ontvangen voorlopige of definitieve aanslag in 2015 te betalen, kan in 2015 1,2% over de belastingschuld worden bespaard, en wel doordat de grondslag voor de vermogensrendementsheffing met het betaalde bedrag mag worden verlaagd.
LET OP: Ingeval verzocht is om een (nadere) voorlopige aanslag die op 31 december 2015 nog niet is opgelegd, alsmede in het geval van het uitblijven van een voorlopige aanslag terwijl de aangifte vóór 1 oktober 2015 is ingediend, mag het bedrag van de belastingschuld in 2016 toch in mindering worden gebracht op de belaste bezittingen als schuld in box 3 bij de grondslag voor de 1,2% vermogensrendementsheffing.
- Bespaar 1,2% IB door een schenking te doen en overige uitgaven te betalen:
Hetzelfde geldt voor uitgaven die begin 2016 toch zouden worden gedaan. Door dergelijke rekeningen vooruit te betalen, maar ook door schenkingen of een extra aflossing van c.q. rentebetaling op de hypotheek te doen (zie hierna), kan 1,2% aan box 3 belasting bespaard worden.
2. De contante waarde van een kinderalimentatieverplichting is in 2015 nog als schuld aftrekbaar in box 3:
In 2015 en 2016 zijn uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar niet langer een persoonsgebonden aftrekpost in box 1 en dus niet meer aftrekbaar voor de IB. Daartegenover staat dat de contante waarde van een toekomstige kinderalimentatieverplichting nu nog als schuld in box 3 mag worden opgenomen. Hiermee wordt de heffingsgrondslag in box 3 verlaagd.
LET OP: Er ligt een wetswijziging ter goedkeuring, welk inhoudt dat deze kinderalimentatieverplichting per 1 januari 2017 niet meer als schuld in box 3 kan worden afgetrokken.
3. Aftrekbaarheid van periodieke giften nu nog gemakkelijker:
Van een periodieke gift is kort gezegd sprake, indien in ieder geval jaarlijks ongeveer eenzelfde bedrag aan dezelfde instelling of vereniging wordt geschonken gedurende minimaal vijf opeenvolgende jaren. Hoewel het in bepaalde gevallen nog steeds raadzaam is om periodieke giften in een notariële akte vast te leggen, is dit voor de aftrekbaarheid ten aanzien van ANBI’s en verenigingen die geen ANBI zijn maar wel meer dan 25 leden hebben, niet langer vereist. In dergelijke gevallen volstaat voor de aftrekbaarheid een schriftelijke overeenkomst met de instelling of vereniging waaraan u de gift doet (zie verder de tips ten aanzien van schenkingen en ANBI’s).
4. Afkoop van lijfrente:
Voor de IB zijn gestorte lijfrentepremies aftrekbaar in box 1 en wordt de latere uitkering tezijnertijd belast. Ook de voortijdige afkoop van een lijfrenteaanspraak wordt in box 1 belast. Op grond van de huidige regeling zal de aftrek die bij de inleg is genoten, worden teruggehaald door toepassing van de minimumwaarderingsregel, dat wil zeggen door voor de heffing minimaal uit te gaan van de som van het totaal van de gestorte premies, indien de waarde in het economische verkeer van de lijfrenteaanspraak op het moment van afkoop lager is. Dit kan in de praktijk nadelig uitpakken. Er is echter een wetsvoorstel aanhangig om per 1 januari 2016 de minimumwaarderingsregel af te schaffen en enkel te heffen over de afkoopwaarde. Het kan dus verstandig zijn om te wachten tot 2016 met afkoop, indien de som van de eerdere gestorte premies hoger is dan de afkoopsom.
LET OP I: Vooruitlopend op de wetswijziging heeft de Staatssecretaris op 12 september 2015 goedgekeurd dat heffing bij afkoop van een lijfrente voortaan altijd plaatsvindt over de afkoopwaarde, dus ook indien de afkoopwaarde lager is dan de totaal ingelegde premies.
LET OP II: Voor afkopen gedaan vóór 1 januari 2016 kan op verzoek een tegemoetkoming worden verleend, indien de vijfjaarstermijn voor de ambtshalve vermindering nog niet is verlopen.
5. Eigen woning en hypotheekrenteaftrek:
- Aflossing kleine hypotheek:
Behalve dat hypotheekaflossing leidt tot een kleiner box 3 vermogen en zodoende een lagere vermogensrendementsheffing, zoals hierboven reeds besproken, verkrijgt men ingeval het eigenwoningforfait hoger is dan de aftrekbare (rente)kosten een extra aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. Hierdoor betaalt u per saldo geen belasting over het eigenwoningforfait van de eigen woning.
LET OP: Een eventuele hypotheekaflossing kan gevolgen hebben voor de bijleenregeling als u uw eigen woning verkoopt met positieve overwaarde. De toekomstige hypotheekrenteaftrek bij de aankoop van een nieuwe eigen woning kan in een dergelijk geval worden beperkt.
- Vooruitbetaling van rente die ziet op de eigenwoningschuld:
In aanvulling op voorgaande tips kan het interessant zijn om maximaal de over de eerste zes maanden van 2016 verschuldigde hypotheekrente bij vooruitbetaling in 2015 te voldoen, zodat deze dan ook nog in 2015 als aftrekbare rentekosten in aanmerking kunnen worden genomen. Dit is met name interessant, indien in 2016 een (veel) lager inkomen wordt verwacht en in 2015 aftrek tegen een hoger progressief belastingtarief mogelijk is.
- ‘Voormalige’ en ‘nieuwe’ eigen woning: verhuisregelingen:
Er geldt een speciale verhuisregeling voor de situatie dat de voormalige eigen woning in afwachting van verkoop leeg staat. In het jaar van verhuizing en maximaal de drie daaropvolgende jaren kwalificeert zo’n voormalige eigen woning voor box 1 nog als eigen woning – naast de eventuele nieuwe eigen woning – zodat (dubbele) hypotheekrenteaftrek gedurende deze periode in box 1 mogelijk is.
Deze verhuisregeling geldt ook, wanneer een nieuwe eigen woning reeds is aangekocht, terwijl deze nog leeg staat of in aanbouw is en deze nieuwe eigen woning binnen drie jaar na het jaar van aankoop als hoofdverblijf in gebruik wordt genomen.
In bovengenoemde gevallen betekent dit bijvoorbeeld dat hypotheekrenteaftrek in 2016 nog mogelijk is, wanneer de verhuizing respectievelijk de aankoop uiterlijk in het jaar 2013 geschiedde.
LET OP: Tijdelijke verhuur van een woning die in afwachting van verkoop leeg staat leidt ertoe dat de woning en de hypotheekschuld van box 1 naar box 3 verschuiven. Dit kan gevolgen hebben voor de bijleenregeling en daarmee samenhangend de hypotheekrenteaftrek van de nieuwe eigen woning, nu de sfeerovergang in beginsel kwalificeert als een fictieve vervreemding. Gedurende de periode dat een dergelijke woning en de hypotheekschuld in box 3 vallen, is hypotheekrenteaftrek niet mogelijk. De hypotheekrenteaftrek in box 1 kan echter herleven, indien de woning na afloop van tijdelijke verhuur weer leeg te koop komt te staan binnen de geldende driejaarstermijn.
- Verhuur eigen woning ná 1 januari 2016:
Een jaar ‘besparing’ in box 3 over de waarde van de voormalige eigen woning kan worden bewerkstelligd, indien de hypotheekschuld op 31 december 2015 nog kwalificeert als eigenwoningschuld en de woning pas na 1 januari 2016 (tijdelijk) verhuurd zal worden op de hierboven beschreven wijze, maar ook in geval van reguliere verhuursituaties.
- Inkomsten uit tijdelijke verhuur van de eigen woning, die niet te koop staat:
Steeds vaker gaan particulieren over tot kortstondige verhuur van de eigen woning. Denk daarbij aan verhuur tijdens de vakanties of kort verblijf in het buitenland, al dan niet via een online boekingsorganisatie voor privé-accommodaties, zoals AirBnB. Gedurende de tijdelijke verhuurperiode blijven de eigenwoningregeling en de daarmee samenhangende bepalingen, zoals het eigenwoningforfait en de hypotheekrenteaftrek, onverkort van kracht. De huurinkomsten die zodoende worden gegenereerd moeten echter wel worden aangegeven, en wel als volgt: 70% van de totaal ontvangen huurinkomsten moet worden aangegeven in box 1 als inkomsten uit tijdelijke verhuur. De gemaakte kosten die rechtstreeks samenhangen met de tijdelijke verhuur, zoals gas-, water- en elektriciteitsverbruik door de huurder, kunnen in mindering worden gebracht op de huurinkomsten.
LET OP I: Een dergelijke verhuurder kwalificeert voor de omzetbelasting als ondernemer en verricht een voor de omzetbelasting belaste prestatie, zodat deze BTW dient te berekenen, daarvan aangifte moet doen en de verschuldigde omzetbelasting dient af te dragen. Voor een meer gedetailleerd advies in dezen is het noodzakelijk dat de feiten en omstandigheden per geval worden beoordeeld.
LET OP II: Tijdelijke verhuur heeft ook gevolgen voor de verschuldigdheid van toeristenbelasting. Per 1 februari 2015 geldt dat AirBnB in ieder geval in Amsterdam de toeristenbelasting namens de host int en afdraagt. Voor nadere regelgeving hieromtrent wordt kortheidshalve verwezen naar de website van de Gemeente Amsterdam, op welke website elders ook de overige toepasselijke regelgeving ten aanzien van particuliere vakantieverhuur te raadplegen is.
LET OP III: Een en ander kan per gemeente verschillen.
6. DGA en hypotheekverstrekking door de eigen B.V.: informatieverplichting
Op straffe van verval van de toegestane hypotheekrenteaftrek in box 1 moet een ten behoeve van de aanschaf c.q. verbetering van de eigen woning verstrekte geldlening door de eigen B.V. en/of dergelijke herfinanciering van de huidige eigenwoningschuld, door de directeur-grootaandeelhouder aan de fiscus worden medegedeeld. Hetzelfde geldt voor zo’n schuld bij een particulier. De informatieverstrekking dient vóór het einde van 2015 te geschieden en wel middels een daartoe op de site van de Belastingdienst beschikbaar modelformulier, waarop onder andere het feit dat de lening is afgesloten alsmede de daarbij overeengekomen voorwaarden en het rentepercentage moeten worden ingevuld.
LET OP I: Het niet (tijdig) dan wel onvoldoende verstrekken van de gevraagde informatie en/of latere wijziging daarvan heeft tot gevolg dat in plaats van een eigenwoningschuld sprake is van een gewone box 3 schuld, zodat hypotheekrenteaftrek is uitgesloten. Per 1 januari 2016 hoeft de melding overigens niet meer en wordt een en ander geïntegreerd in de belastingaangifte.
LET OP II: Een ander punt van aandacht bij leningen van de eigen B.V. en/of in familiare kringen is de al dan niet zakelijkheid van de schuld die wordt aangegaan. Om problemen achteraf te voorkomen is een passend advies nodig met betrekking tot het zodanig vaststellen van voorwaarden en de rente, dat onder die specifieke omstandigheden ook een onafhankelijke derde bereid zou zijn desbetreffend debiteurenrisico te aanvaarden.
7. Dividenduitkeringen:
- Dividenduitkering als extra loon:
Ter vervanging van een extra loonbetaling, welke in box 1 belast is tegen maximaal het hoogste tarief van 52%, kan worden gekozen voor een dividenduitkering. Behalve vennootschapsbelasting over de door de vennootschap gerealiseerde winst, zal bij de aanmerkelijkbelanghouder een box 2 heffing over de uitdeling plaatsvinden. Per saldo leidt dit tot een gecombineerde heffing van 40 tot 43,75%,. Dit is fiscaal voordeliger en om die reden in ieder geval de overweging waard om zo nog eind 2015 aanvullende inkomsten te genieten.
LET OP: Mogelijk heeft een en ander ook gevolgen voor de pensioenopbouw, zodat daar niet zondermeer aan voorbij mag worden gegaan, maar uitdrukkelijk naar dient te worden gekeken.
- Liquiditeitstoets bij dividenduitkering:
Een door de aandeelhouder(s) aan het bestuur voorgelegd dividendbesluit dient alvorens goedkeuring wordt verleend te worden onderworpen aan de zogenaamde liquiditeitstoets. Dit vindt plaats ten tijde van de uitkering(en) en houdt in dat door het bestuur moet worden vastgesteld of de vennootschap na betaling van het desbetreffende dividend, al dan niet nog aan diens schulden en verplichtingen zal kunnen voldoen. Indien dat niet het geval is, ook als een en ander pas later blijkt doch al ten tijde van de liquiditeitstoets kon worden voorzien, en er toch wordt overgegaan tot uitkering, dan is het bestuur aansprakelijk voor zodoende ontstane tekorten, hetgeen ook kan leiden tot een terugbetalingsverplichting van het bestuur.
8. Vrijgestelde Beleggingsinstelling (VBI):
Indien een aanmerkelijkbelanghouder meer dan 5% van de aandelen heeft in een VBI, wordt bij de aanmerkelijkbelanghouder jaarlijks een forfaitair rendement van (vooralsnog) 4% van de waarde van de aandelen in de VBI in box 2 belast met 25%. Dit geldt ook als u geen dividend uitkeert. Indien daadwerkelijk tot dividenduitkering wordt overgegaan, wordt het forfaitair rendement daarmee verrekend. Daarnaast verlaagt een dividenduitkering het forfaitair rendement in box 2 voor het volgende kalenderjaar, nu de waarde van de VBI daardoor wordt verlaagd. Het uitgekeerde dividend zal voortaan tot het box 3 vermogen worden gerekend. Het kan derhalve onder omstandigheden raadzaam zijn om alsnog in 2015 tot dividenduitkering over te gaan.
LET OP: Er ligt thans een wetsvoorstel ter wijziging van het in aanmerking te nemen forfaitaire rendement uit een aanmerkelijk belang in een VBI (alsmede van bepaalde buitenlandse belegginslichamen). Indien dit wetsvoorstel wordt aangenomen, wordt het forfaitair rendement per 2016 verhoogd van 4% naar 5,5% van de waarde van de aandelen aan het begin van het jaar.
9. Pensioen in eigen beheer:
- Dividendtoets bij pensioen in eigen beheer:
Bij dividenduitkeringen is van groot belang dat wordt getoetst aan de commerciële pensioenvoorziening. Indien ondanks onvoldoende vrij uitkeerbare reserves toch wordt overgegaan tot een dividenduitkering, of na verloop van zeven jaren (alsnog) blijkt dat deze ontoereikend zijn, zou in plaats van een box 2-belasting de heffing tegen het progressieve tarief in box 1 in aanmerking kunnen worden genomen. De inspecteur kan dan namelijk stellen dat het pensioen voortijdig wordt genoten c.q. daarvan is afgezien en om die reden tevens een boete van 20% revisierente opleggen. De juiste uitvoering van deze dividendtoets kan latere discussie en een onnodig correctie zodoende voorkomen.
LET OP I: De dekkingsgraad van een pensioen B.V. ingeval van dividenduitkeringen moet steeds toereikend zijn. Sinds 1 januari 2015 is dat het geval wanneer de dekking 75% betreft. Indien dit niet wordt gehaald kan er sprake zijn van een afkoop van pensioen. Dat kan voorkomen worden door afstempeling, dat wil zeggen het verminderen van de waarde van de pensioenaanspraak. Voor het bepalen of dit mogelijk is en zo ja, hoe een en ander dient te geschieden, gelden de nodige regels die in acht moeten worden genomen en een gedegen advies ter zake is derhalve onontbeerlijk.
LET OP II: De marktwaarde van een pensioenvoorziening is veelal aanzienlijk hoger dan de fiscale voorziening. Daarbij dient rekening te worden gehouden bij de uitvoering van de dividendtoets.
- Pensioen in eigen beheer-regeling op de schop?
Of de huidige pensioen in eigen beheer-regeling blijft bestaan is vooralsnog onzeker, nu een radicale wijziging wordt overwogen. Een en ander is nog niet concreet, maar voorstellen die er liggen zien op een in verband met de afschaffing eenmalig gunstige afkoop, een zogenaamd oudedagsparen in eigen beheer, maar de meest genoemde variant is de oudedagsbestemmingsreserve (OBR). Deze OBR kan worden getypeerd als een faciliteit tussen de fiscale oudedagsreserve (FOR) en een bancaire lijfrente in eigen beheer. Zodra duidelijkheid bestaat omtrent de uiteindelijke oplossing voor de tekortkomingen in het huidige systeem dient hierop te worden geanticipeerd.
10. Verzekeringsplicht DGA voor de WW/WIA:
Met de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2016 is de verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen gewijzigd. Dit kan onder andere gevolgen hebben voor de verzekeringsplicht van de DGA in het geval van nevengeschiktheid ten opzichte van diens medebestuurders. Bij de bepaling of daarvan sprake zal zijn en of de wijziging nu leidt tot verplichte verzekering van de DGA dienen de specifieke aandelenverhoudingen in aanmerking te worden genomen. Het kan ter interpretatie raadzaam kan zijn om daarover specialistisch advies in te winnen.
LET OP: In het verlengde hiervan wordt opgemerkt dat de opbouw van de duur van de WW-uitkering voor werknemers wordt aangepast. Per 1 januari 2016 tellen de eerste tien dienstjaren nog voor één maand uitkering. Daarna levert ieder jaar een halve maand op. Het maximum zal geleidelijk, dat wil zeggen per kwartaal met een maand, worden beperkt, totdat dit uiteindelijk medio 2019 nog 24 maanden betreft.
11. Conserverende aanslag emigrerende aanmerkelijkbelanghouder:
Bij emigratie van een aanmerkelijkbelanghouder zal een conserverende aanslag worden opgelegd voor de waardeaangroei van de aandelen gedurende de periode dat de aanmerkelijkbelanghouder in Nederland woonde. Deze conserverende aanslag wordt na verloop van tien jaren kwijtgescholden onder de voorwaarde dat er tussentijds geen zogenoemde besmette handelingen hebben plaatsgevonden. Denk daarbij o.a. aan de vervreemding van de aanmerkelijkbelangaandelen na emigratie of indien meer dan 90% van de winstreserves worden uitgekeerd. Er ligt een wetsvoorstel om de conserverende aanslag regeling in geval van een emigrerende aanmerkelijkbelanghouder ingrijpend te wijzigen. Indien dit wetsvoorstel wordt aangenomen, wordt de op te leggen conserverende aanslag niet zonder meer na tien jaar kwijtgescholden. Het te verlenen uitstel van betaling wordt daarbij in de tijd onbeperkt en iedere – oftewel niet enkel meer een buitensporige – dividenduitkering zal leiden tot invordering naar rato van de conserverende aanslag, doordat het uitstel voor dat bedrag wordt ingetrokken.
Hoe een en ander exact uitwerkt, dient per geval te worden onderzocht aangezien daarbij van belang is of een belastingverdrag toepasslijk is en zo ja, hoe de heffingsbevoegdheid verdeeld is. Voor zover daadwerkelijk belasting over de uitdeling verschuldigd is in het land van immigratie, blijft de conserverende aanslag en het ter zake verleende uitstel van betaling gewoon intact.
12. Buitenlands belastingplichtige:
- Kwalificerende buitenlandse belastingplicht vanaf 2015:
Vanaf 2015 is het voor personen die buiten Nederland wonen, maar vanuit Nederland inkomsten genieten dan wel bezittingen in Nederland hebben, niet meer mogelijk om te opteren voor binnenlandse belastingplicht. De keuzeregeling is vervangen door de kwalificerende buitenlandse belastingplicht. Van een kwalificerend buitenlands belastingplichtige is sprake indien kort gezegd tenminste 90% van het wereldinkomen in Nederland in de heffing wordt betrokken, het woonland een EU/EER-lidstaat, Zwitserland of een van de BES-eilanden is en een inkomensverklaring van dat land wordt overgelegd. Het gevolg van de kwalificerende buitenlandse belastingplicht is dat bij de berekening van de inkomstenbelasting rekening mag worden gehouden met dezelfde aftrekposten, heffingskortingen en heffingsvrij vermogen als die voor binnenlands belastingplichtigen gelden.
LET OP: Deze voorwaarden zijn cumulatief, zodat wanneer daar niet volledig aan wordt voldaan, belastingheffing geschiedt overeenkomstig de regels die gelden voor ‘gewone’ buitenlandse belastingplichtigen, zonder daarbij rekening te houden met voornoemde aftrekposten in de verschillende boxen.
II. Loonbelasting:
13. De werkkostenregeling (WKR):
Per 1 januari 2015 is de WKR verplicht van kracht. Dit betekent dat de werkgever een vrij beschikbare ruimte van 1,2% van de totale fiscale loonsom heeft, welke gebruikt mag worden voor tijdig als zodanig aangewezen onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan diens werknemers. Indien zulke vergoedingen en verstrekkingen echter de vrije ruimte voor 2015 overschrijden, worden deze belast tegen een eindheffing van 80%. Dit kan al in 2015 worden aangegeven, maar dient uiterlijk met de aangifte loonheffingen januari 2016 te worden aangegeven.
14. Verklaring arbeidsrelatie (VAR):
De verwachting is dat met ingang van 1 april 2016 de VAR zal worden afgeschaft en dus ook de huidige vrijwarende werking daarvan. Ter beoordeling of tussen opdrachtgever en opdrachtnemer een arbeidsrelatie bestaat, zal alsdan de door hen gesloten overeenkomst waaronder de werkzaamheden worden verricht het uitgangspunt zijn. Tot 1 januari 2017 loopt de implementatietermijn, zodat de werkwijze kan worden aangepast aan door de Belastingdienst opgestelde modellen. Het gevolg van deze wetswijziging is dat opdrachtgevers voortaan alsnog geen loonheffingen hoeven in te houden voor arbeidsrelaties die zijn gebaseerd op een in dit verband voorgelegde, goedgekeurde overeenkomst of een dergelijk model. Voorwaarde voor vrijwaring is wel dat daadwerkelijk gewerkt wordt conform de (model)overeenkomst. Dit kan achteraf worden getoetst door de Belastingdienst.
III. Vennootschapsbelasting:
15. Verliesverrekening:
Voorkom dat te verrekenen verliezen verdampen. Naast het feit dat achterwaartse verliesverrekening mogelijk is met de winst uit het voorgaande jaar, kunnen verliezen beperkt tot negen jaren voorwaarts worden verrekend. Dat betekent dat het oudste verlies dat hiervoor in 2015 nog in aanmerking kan komen in 2006 moet zijn geleden en vastgesteld. Hierop kan worden geanticipeerd door bijvoorbeeld eventueel aanwezige stille reserves te realiseren, over te gaan tot herwaardering of anderszins te bewerkstelligen dat nu bepaalde winst in aanmerking wordt genomen. Het is dan ook verstandig om tijdig aandacht te besteden aan deze kwestie en niet zonder meer voorbij te gaan aan de diverse opties die er wellicht wel degelijk zijn.
LET OP: Hierbij dienen de regels van goed koopmansgebruik in acht te worden genomen.
16. Wettelijke uitbreiding van het fiscale-eenheidsregime voor Nederlandse vennootschappen die verbonden zijn via een buitenlands lichaam:
Verzoeken voor een te vormen fiscale eenheid tussen een Nederlandse grootmoeder en kleindochter, terwijl er een buitenlandse schakel tussen zit, alsmede tussen twee Nederlandse zustermaatschappijen die een buitenlandse moeder hebben, konden onder voorwaarden al sinds eind 2014 op grond van een goedkeurend besluit worden ingewilligd. In het wetsvoorstel worden nu de nodige aanscherpingen gemaakt op de geldende regeling en wordt meer specifiek invulling gegeven aan bepaalde eisen, zoals de omvang van het bezit in de te voegen Nederlandse maatschappij en de voorwaarden die worden gesteld aan de rechtsvorm van de lichamen. Het kan interessant zijn om na te gaan of het aangaan van een dergelijke fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting mogelijk is en gunstig uitpakt.
17. Aftrekbare giften:
Onlangs heeft de Staatssecretaris bevestigd dat ook de door een vennootschap aan een ANBI gedane gift, die is ingegeven door de persoonlijke charitatieve behoefte van de aandeelhouder, op de winst van de vennootschap in aftrek kan worden gebracht en niet als uitdeling in box 2 voor de inkomstenbelasting wordt aangemerkt, wanneer overigens aan de voor de giftenaftrek geldende vereisten wordt voldaan.
LET OP I: Voor een dergelijke behandeling van giften geldt wel dat de aandeelhouder in kwestie niet tevens doorslaggevende zeggenschap heeft in de verkrijgende ANBI.
LET OP II: Opgemerkt wordt dat op giften door een vennootschap aan een zogenoemde culturele ANBI een multiplier van 1,5 van toepassing is met een maximale verhoging van € 2.500,-, maar het is vooralsnog niet zeker of dit na 31 december 2017 nog steeds zo zal zijn.
IV. Schenk- en erfbelasting:
18. Aangiftetermijnen schenk- en erfbelasting:
- Aangiftetermijn schenkbelasting:
Zowel van alle belaste (voor zover in 2015 meer wordt geschonken dan de jaarlijkse vrijstelling) als van schenkingen waarvoor in 2015 een beroep wordt gedaan op de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling, dient uiterlijk eind februari 2016 door de verkrijger aangifte te zijn gedaan.
- Aangiftetermijn erfbelasting:
De termijn voor het doen van aangifte voor de erfbelasting verstrijkt in ieder geval niet eerder dan acht maanden na het overlijden. Daarbij geldt dat dit betrekking heeft op alle belaste erfenissen, dat wil zeggen voor zover de verkrijging de toepasselijke vrijstelling overstijgt. Er kan worden verzocht om uitstel, maar daarbij dient wel te worden bedacht dat na verloop van voornoemde aangiftetermijn belastingrente in rekening zal worden gebracht over de uiteindelijk op de aanslag te betalen erfbelasting.
19. Vrijstellingen voor de schenkbelasting:
- De jaarlijkse schenkingsvrijstelling:
Voor 2015 is de jaarlijks onbelaste schenking aan kinderen vastgesteld op € 5.277,- per kind. Indien een hoger bedrag wordt geschonken is het raadzaam om, voor zover mogelijk, een splitsing aan te brengen en een deel nog dit jaar en de rest volgend jaar te schenken. In alle overige gevallen bedraagt de jaarlijkse schenkingsvrijstelling in 2015 € 2.111,-.
- De eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling voor kinderen:
Een andere optie is dat dit jaar gebruik wordt gemaakt van de speciaal voor schenkingen aan kinderen (of diens partner) in de leeftijdscategorie 18 tot 40 jaar eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling van € 25.322,-. Indien de schenking ten behoeve van de financiering van de eigen woning wordt gedaan of ter bekostiging van een dure studie bedraagt de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling in 2015 zelfs € 52.752,-. Voorwaarde is wel dat tenminste het verschil van € 27.430,- daadwerkelijk als zodanig wordt aangewend. De ouders en het kind (of diens partner) dienen dit ook schriftelijk te kunnen aantonen.
LET OP: Het kan gunstiger zijn een eigenwoningschenking uit te stellen tot 2017 (zie hierna).
- De per 1 januari 2017 verwachte verruimde eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling ten behoeve van de eigen woning:
De bovenbedoelde eenmalige verhoogde vrijstelling van € 52.752,- zal hoogstwaarschijnlijk per 1 januari 2017 structureel wordt verruimd tot € 100.000,-. Voorwaarde is wel dat de verkrijger tussen de 18 en 40 jaar oud is en dat de schenking wordt aangewend voor de eigen woning. Niet van belang is hoe de schenker zich verhoudt tot de verkrijger, zodat ook buiten de gezinssituatie gebruik kan worden gemaakt van deze vrijstelling.
LET OP I: Aflossing op de eigenwoningschuld leidt overigens wel tot toevoeging van dat bedrag aan de eigenwoningreserve, hetgeen als gevolg van de bijleenregeling in de toekomst tot beperking van de hypotheekrenteaftrek kan leiden.
LET OP II: Er kan binnen de relatie schenker-verkrijger slechts eenmaal gebruik worden gemaakt van deze toekomstige verruimde vrijstelling. Wel zal naar verwachting in 2017 of 2018 de mogelijkheid bestaan om de door een ouder in 2015 of 2016 aan diens kind gedane eenmalig verhoogde schenking aan te vullen met het verschil tussen de voor dat jaar geldende verhoogde vrijstelling en de € 100.000,-, ongeacht of de verhoogde vrijstelling eigen woning in 2015 of 2016 volledig is benut. Indien in 2013 of 2014 al gebruik is gemaakt van de tijdelijke verruiming van de schenkingsvrijstelling, bestaat deze mogelijkheid niet, ook al is de vrijstelling destijds niet volledig benut.
LET OP III: De schenkinsvrijstelling eigen woning van maximaal € 100.000,- mag, indien deze vanaf 1 januari 2017 structureel wordt gemaakt, hoogstwaarschijnlijk over drie achtereenvolgende kalenderjaren worden benut.
20. Voorkom schenkbelasting over niet en/of te weinig bedongen rente:
Indien geen of een (te) lage rente is verschuldigd over een direct opeisbare lening, dan is fiscaal sprake van een schenking ter hoogte van het bedrag dat het verschil is tussen de wettelijk voorgeschreven 6% en het daadwerkelijk bedongen rentepercentage. Afhankelijk van het bedrag dat geacht wordt te zijn geschonken en de relatie tussen partijen, zou dit al dan niet geheel onder de toepasselijke schenkingsvrijstelling kunnen vallen, zodat geen schenkbelasting verschuldigd is. Indien dat niet op die manier volledig wordt gedekt, is het raadzaam de overeenkomst voor de toekomst aan te passen, waardoor de lening niet langer direct opeisbaar is en een zakelijke rente draagt.
21. Papieren schenking:
Ook bij de schenking tegen schuldigerkenning dient rekening te worden gehouden met de daarover te berekenen rente van 6%. Door de rentebetaling in eerste instantie wel te voldoen aan de verkrijger van de papieren schenking kan heffing worden voorkomen, indien de verkrijger de betaalde rente weer terugbetaalt als schenking aan de schuldigerkenner en voor zover de van toepassing zijne schenkingsvrijstelling niet wordt overschreden. Een papieren schenking dient bij notariële akte te geschieden.
LET OP: Om dit te bewerkstelligen mag er dus geen verrekening plaatsvinden, maar dient er daadwerkelijk een zogenaamd kasrondje te worden gemaakt.
22. De Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI):
Bepaalde instellingen kunnen door de inspecteur als ANBI worden aangemerkt. Ter verkrijging van deze status gelden diverse voorwaarden, zoals de elektronische publicatieplicht van bepaalde (financiële) gegevens. Voorts moeten het doel en de feitelijke werkzaamheden van de instelling voor 90% of meer een algemeen belang dienen. Daarnaast dient uit de regelgeving van de instelling te blijken dat bij opheffing van de instelling een batig liquidatiesaldo wordt besteed aan een ANBI met een soortgelijke doelstelling. Verder mag een bestuurder niet over het vermogen van de instelling beschikken alsof het zijn eigen vermogen is. Dit heet het beschikkingsmachtcriteiurm. Daarvan is al sprake, indien een bestuurder een meerderheid van de zeggenschap heeft. Tot slot is van belang dat de bestuurders geen bovenmatige beloning – dat wil zeggen meer dan een onkostenvergoeding – mogen ontvangen.
Gewone en periodieke giften (zie ook hierboven) aan een ANBI zijn aftrekbaar voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting, terwijl de verkrijgende ANBI vrijgesteld is van schenk- en erfbelasting.
LET OP: Voor de vennootschapsbelasting bedraagt de aftrek ten hoogste 50% van de winst met een maximum van € 100.000,-.
23. De Culturele ANBI:
Indien een ANBI voor tenminste 90% actief is op cultureel gebied, kan deze ANBI de status culturele instelling krijgen.
Voor gewone en periodieke giften aan een culturele ANBI geldt voor donateurs een extra giftenaftrek. In de inkomstenbelasting geldt een multiplier van 1,25 met een maximale verhoging € 1.250,- en in de vennootschapsbelasting geldt een multiplier van 1,5 met een maximale verhoging van € 2.500,-.
LET OP I: Naar verwachting vervalt de multiplier voor gewone en periodieke giften aan een culturele ANBI op 1 januari 2018.
LET OP II: Voor de vennootschapsbelasting bedraagt de aftrek ten hoogste 50% van de winst met een maximum van € 100.000,-.
24. De Sociaal Belang Behartigende Instelling (SBBI):
Indien een bepaalde instelling niet voor 90% of meer een algemeen belang dient, maar wel de individuele belangen van de leden of een kleine doelgroep en daarnaast maatschappelijke waarde heeft, kan de betreffende instelling als een SBBI worden aangemerkt.
Gewone giften en periode giften aan een SBBI zijn in beginsel niet aftrekbaar voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting, terwijl de verkrijgende SBBI wel vrijgesteld is van schenk- en erfbelasting. Een periodieke gift aan een SBBI is echter wel aftrekbaar voor de inkomstenbelasting, indien en voor zover de verkrijgende SBBI een vereniging is die niet onderworpen is aan de vennootschapsbelasting of daarvan vrijgesteld is, volledige rechtsbevoegdheid heeft en ten minste 25 leden telt.
25. De Steunstichting Sociaal Belang Behartigende Instelling (steunstichting SBBI):
Een steunstichting SBBI is een stichting die onder voorwaarden speciaal is opgericht om geld in te zamelen ter ondersteuning van een jubileum van een SBBI op het gebied van sport of muziek.
Gewone giften aan een Steunstichting SBBI zijn aftrekbaar voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting, terwijl de verkrijgende Steunstichting SBBI vrijgesteld is van schenk- en erfbelasting.
LET OP: Voor de vennootschapsbelasting bedraagt de aftrek ten hoogste 50% van de winst met een maximum van € 100.000,-.