Heling is strafbaar, maar niet wanneer je de Staat bent. Bewijsuitsluiting kan in dat geval wel de straf zijn.

Hof Den Bosch oordeelde op 20 februari 2018 dat bewijs, dat de tipgever onrechtmatig had verkregen en aan de fiscus had verkocht, in het onderliggende geval van bewijs moet worden uitgesloten.

Het betrof een zaak waarin de tipgever informatie over buitenlandse bankrekeningen zich onrechtmatig had toegeëigend en tegen een beloning had bezorgd bij de fiscus. Op basis van deze informatie waren er aan X navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd. X ging hiertegen in bezwaar en daarna in beroep. Bij de rechtbank verloor hij de zaak. Hof Den Bosch oordeelde dat een inspecteur zich weliswaar kan beroepen op geheimhouding of beperkte kennisneming, maar aan dat beroep kan wel het gevolg worden verbonden dat het bewijs afkomstig van de tipgever niet als bewijs meetelt en derhalve als bewijs van bewijs wordt uitgesloten. Bewijsuitsluiting gebeurt in uitzonderlijke gevallen, en wel wanneer een voorschrift of een rechtsbeginsel in aanzienlijke mate geschonden is. Het hof was van oordeel dat dat in het onderhavige geval het geval was geweest, mede omdat de Belastingdienst in deze zaak onvoldoende inzicht heeft willen geven in de door haar gemaakte belangenafweging.  Zo moet volgens het hof de inspecteur bij gebruik van bewijs dat onrechtmatig verkregen is enerzijds afwegen het belang van het bestrijden van belastingontwijking en anderzijds het belang dat verduistering en ander crimineel gedrag niet beloond mag worden. In de onderhavige zaak had de Belastingdienst dat naar het oordeel van het Hof onvoldoende gedaan, met als gevolg bewijsuitsluiting, vernietigng van de aan X opgelegde navorderingsaanslagen en veroordeling van de fiscus in de proceskostenvergoeding van € 50.000,-.

In deze procedure heeft het gebrek aan transparantie, zo kan worden afgeleid uit het oordeel van het Hof, de doorslaggevende reden gevormd. ‘Vreemde’ zaken zoals verklaringen onder ede van belastingambtenaren die op gespannen voet stonden met de waarheid, zullen het oordeel zeker beïnvloed hebben. Zo is komen vast te staan dat het initiatief van de tipgever om met de Belastingdienst te gaan praten geen spontane melding bleek, maar een melding van iemand die zelf als vermeende zwartspaarder was aangeschreven, terwijl volgens verklaringen van de belastingambtenaren de tipgever zich spontaan had gemeld. Ook is komen vast te staan dat het  niet de eerste keer was dat de betreffende tipgever zicht tot de fiscus had gewend nadat hij zich wederrechtelijke bankinformatie had toegeeigend. Het had er dus alle schijn van dat in deze zaak de tipgever het enkel ging om geld. Er is nog niet bekend of de Belastingdienst tegen deze belangwekkende zaak cassatie gaat instellen. Wij zijn benieuwd.

Tot nadere informatie zijn mr. N.B.M. Vink en mr. S. Vink, advocaat-belastingkundigen, verbonden aan Vink & Partners, gaarne bereid.