Nieuwsdetail Vink & Partners
Het Mauritius-arrest: aanscherping door de Hoge Raad inzake renteaftrekbeperking
De dubbele zakelijkheidstoets in de tegenbewijsregeling aangaande winstdrainage
Op grond van artikel 10a lid 1 Vpb zijn renten ter zake van schulden aan een ingevolge lid 4 respectievelijk lid 5 verbonden lichaam of natuurlijk persoon niet aftrekbaar, voor zover deze verband houden met, kortheidshalve:
(a) een winstuitdeling of teruggaaf van gestort kapitaal aan een verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon;
(b) een kapitaalstorting in een verbonden lichaam;
(c) de verwerving of uitbreiding van en belang in een lichaam dat daarna een verbonden lichaam vormt.
Een en ander geldt evenwel niet onverkort, dat wil zeggen behoudens de tegenbewijsregeling zoals deze is opgenomen in lid 3 van voornoemd artikel. De aftrekbeperking is derhalve niet van toepassing als de belastingplichtige aannemelijk maakt dat in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen aan de schuld en de daarmee verband houdende rechtshandeling(en) zoals opgesomd in lid 1 onder a tot en met c, dan wel dat sprake is van een compenserende heffing over de rente bij de crediteur.
Met betrekking tot de verwerving van een vennootschap die als een verbonden lichaam kwalificeert, is nu door de Hoge Raad op 5 juni 2015 een arrest gewezen waarin is bevestigd dat er een dubbele zakelijkheidstoets geldt ter bepaling van de vraag of de rente die verschuldigd is over een lening, welke wordt ontvangen van een verbonden lichaam in het kader van desbetreffende externe acquisitie ex. artikel 10a lid 1 onder c Vpb, aftrekbaar is.
De Hoge Raad heeft de hierna te bespreken regels inzake de beoordelingsmaatstaf ‘in overwegende mate zakelijke overwegingen’ geformuleerd in een zaak waarin een geldlening van een Zuid-Afrikaanse topholding was omgeleid via een op Mauritius gevestigde zustervennootschap, welke weer een deelneming hield die een speciale fiscale status genoot, met als gevolg dat deze laatste nauwelijks winstbelasting verschuldigd was. In het bijzonder ging het dan ook om de vraag naar de relevantie van de gecreëerde interne financieringsstructuur en de daaruit voortvloeiende gevolgen.
In wezen werd er beslist dat wanneer de zakelijkheid van de verwerving vaststaat, door de belastingplichtige ook de zakelijkheid van de schuld aannemelijk dient te worden gemaakt. Deze dubbele zakelijkheidstoets kan in de praktijk grote gevolgen hebben voor de toelaatbaarheid van renteaftrek.
De Hoge Raad stelt ten eerste dat bij de beoordeling van de toepasselijkheid van de uitsluiting van renteaftrek niet alleen de beweegredenen van de belastingplichtige die de lening is aangegaan in aanmerking moeten worden genomen, maar die van alle betrokkenen bij de schuld en de daarmee verband houdende rechtshandelingen.
Voorts overweegt hij dat bij het onderzoek naar die beweegredenen van belang is dat een belastingplichtige in principe keuzevrijheid heeft bij de vorm van de financiering van een vennootschap waarin een deelneming wordt gehouden. Zodoende moeten de wettelijke bepalingen, waarmee inbreuk wordt gemaakt op de toelaatbare renteaftrek, beperkt worden uitgelegd. Bovendien wordt herhaald dat aan een geldlening ten behoeve van externe acquisities in beginsel overwegend zakelijke beweegredenen ten grondslag liggen, wanneer de aangewende middelen niet middels een omleiding zijn verkregen, maar juist rechtstreeks zijn gefinancierd.
Dat betekent dan ook dat van een onbeperkte vrijheid geen sprake is. Expliciet stel de Hoge Raad immers dat de omstandigheid dat een intern opgezette financieringsstructuur uiteindelijk een zakelijk doel dient, niet uitsluit dat de geldlening van een verbonden lichaam die onderdeel is van die constructie, onder het bereik valt van de wettelijke uitsluiting van renteaftrek. De schuld kan met andere woorden an sich onzakelijk zijn en dit dient om die reden afzonderlijk te worden getoetst. Daarnaast wordt geoordeeld dat, indien gelden worden geleend ten behoeve van externe acquisities, voor de vraag naar de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, niet doorslaggevend is of op enig moment al dan niet vaststaat welke verwerving zal plaatsvinden.
Ten slotte zal, mede gelet op voorgaande overwegingen, in de beoordeling dienen te worden betrokken of de betreffende schuld is aangegaan ten behoeve van een zogenaamd winstdrainage-geval ex. artikel 10a lid 1 Vpb en wel door een (onzakelijke) omleiding van financiële eigen middelen van het ene naar een ander verbonden lichaam te bewerkstelligen. Dat betekent dat geenszins buiten beschouwing mag blijven het feit bij welke rechtspersoon het vermogen is opgekomen en of deze de lening rechtstreeks aan de belastingplichtige heeft verstrekt dan wel indirect, met andere woorden via een andere concernvennootschap. In het laatste geval kan tenslotte niet zondermeer worden volgehouden dat door lichaam dat de lening uit eigen vermogen verstrekte, die gelden niet – met het oog op de externe acquisitie – juist voor dát doel heeft verkregen. Dergelijke zakelijke overwegingen zullen echter niet slechts dan ontbreken, als de middelen eerst binnen het concern aan het Nederlandse gedeelte daarvan zijn onttrokken.
Geconcludeerd wordt dat de Hoge Raad de wettelijke renteaftrekbeperking nader aanscherpt, doch in ieder geval ten aanzien van een schuld aan een verbonden lichaam die verband houdt met de verwerving/uitbreiding van uiteindelijk een verbonden lichaam. Een en ander is het gevolg van de strikte uitleg van de dubbele zakelijkheidstoets ex. lid 3 van voornoemde bepaling. Voor zover het een opgezette interne financieringsstructuur betreft, zal de zakelijkheid van zowel het doel waarmee de lening is verkregen als van de wijze waarop dit geschiedde, dienen te worden beoordeeld. Uit het arrest van de Hoge Raad blijkt nu dan ook des te meer dat, wil men voorkomen nadien te worden geconfronteerd met een beperking van de renteaftrek, de nodige bewustheid van alle betrokkenen vereist is. Bij allen zullen in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag moeten liggen aan de schuld, welke binnen het concern wordt aangegaan voor de financiering van een van de in de wettelijke winstdrainage artikelen omschreven rechtshandelingen.
Het volledige arrest kan hier worden geraadpleegd.
Door: Klaus Vink