Het niet-doen van een suppletieaangifte omzetbelasting kan niet leiden tot het opleggen van straf

De strafkamer van Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 10 juli jl. een uitspraak gedaan, waaruit volgt dat er geen straf kan worden opgelegd wanneer er over een jaar geen suppletieaangifte omzetbelasting is gedaan, terwijl dat wel had gemoeten. De redenering is dat een en ander niet strafbaar is gesteld. Beboetbaar is enkel het niet-nakomen van de informatieverplichting jegens de inspecteur (arikelen 1a AWR jo. 15 lid 1 Uitv. Besl. OB 1968). Het hof is van oordeel dat de suppletieplicht van de artikelen 10a van de AWR jo. 15 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 in strijd is met het nemo-teneturbeginsel, zoals volgt uit artikel 6, tweede lid, van het EVRM en artikel 48, eerste lid, van het Handvest; door de verdachte bij wet tot suppletie te dwingen, terwijl de verdachte daarmee de belastinginspecteur op het spoor brengt van een beboetbaar of strafbaar feit, verliest het verbod van zelfincriminatie zijn betekenis. Wegens die strijdigheid dienen die genoemde fiscale bepalingen jegens de verdachte buiten toepassing te blijven. Het bewezen verklaarde kan derhalve niet als strafbaar feit worden gekwalificeerd. De desbetreffende verdachte moet derhalve zoals het strafrecht dat betitelt worden ‘ontslagen van alle rechtsvervolging’ wegens niet-strafbaarheid van het feit. 

Tot nadere informatie zijn mr. N.B.M. Vink en mr. S. Vink, advocaat-belastingkundigen, verbonden aan Vink & Partners, gaarne bereid.