Nieuwsdetail Vink & Partners
Het zwijgrecht in fiscale zaken is een aanfluiting
Een ieder behoeft geen verklaring af te leggen indien men verdacht wordt van een strafbaar feit. Dat wordt ook wel aangeduid als het wettelijke zwijgrecht van een verdachte. Dit zwijgrecht geldt ook wanneer de fiscus een belastingplichtige een boete/verhoging wil opleggen dan wel al heeft opgelegd. Dat wordt immers ook gezien als een straf.
In het belastingrecht bestaat ook de zogenaamde wettelijke informatieplicht. Dat is de plicht om in het belang van een juiste belastingheffing alle informatie aan de fiscus te verstrekken die zij vraagt. Dat betekent ook dat een belastingplichtige moet antwoorden op alle door de fiscus gestelde vragen. Wanneer men dat niet doet, kan er omkering van de bewijslast worden toegepast en komt men als belastingplichtige feitelijk in een onmogelijke situatie terecht. Dan is het zo tenzij de belastingplichtige het tegendeel kan aantonen.
De plicht om informatie aan de fiscus te verschaffen staat derhalve haaks op het hier bovenbedoelde zwijgrecht. Dat is nogal merkwaardig omdat de boete/verhoging gebaseerd is op de uiteindelijk vastgestelde verschuldigde belasting. Voor het laatste bestaat een informatieplicht, maar voor het eerste zou er een beroep op het zwijgrecht gelden. Het blijkt een probleem te zijn waarmee de wetgever geen rekening mee blijkt te hebben gehouden. Het oordeel hoe een en ander zich verhoudt, is dan ook aan de belastingrechter voorgelegd.
Onlangs heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over deze kwestie. Dat deed hij in een zaak waarin de Belastingdienst van een belastingplichtige nota bene via een civiel kort geding en op straffe van behoorlijke dwangsommen gevorderd had om haar de gevraagde informatie over een buitenlandse rekening te geven welke door de belastingplichtige steeds consequent geweigerd was. In dit geval was ook een informatiebeschikking (sinds enige tijd is dat ook mogelijk) opgelegd op grond waarvan informatie kan worden geëist met als sanctie dat wanneer men deze informatie niet verstrekt de bewijslast wordt omgekeerd en wordt verzwaard. Met het omkeren van bewijslast wordt in dit geval (zie ook hierboven) bedoeld dat de belastingplichtige moet bewijzen dat niet waar is hetgeen de fiscus stelt.
In bovenbedoelde zaak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat, ook al betreft het een boete/verhoging, een belastingplichtige alle informatie moet verstrekken die de Belastingdienst hem heeft gevraagd. Deze moet verstrekt worden ongeacht waarvoor deze informatie gebruikt gaat worden. Het maakt derhalve niet uit of de informatie gevraagd wordt (om de hoogte van) een aanslag vast te stellen dan wel om een boete op te leggen. De Hoge Raad maakte op de regel één uitzondering en wel voor wat hij noemde “materiaal dat afhankelijk is van de wil van een belastingplichtige”.
Uit het oordeel kan worden afgeleid dat daar in ieder geval niet onder vallen de bankafschriften van een buitenlandse rekening. Deze zijn volgens het oordeel van de Hoge Raad niet van de wil van de belastingplichtige afhankelijk, omdat deze bestaan dan wel niet bestaan. Zij bestaan – dan wel bestaan niet - volgens de Hoge Raad namelijk, zo is de redenering, onafhankelijk van de wil van de rekeninghouder. Irrelevant was ook, volgens het oordeel, dat die stukken alleen boven tafel zouden kunnen komen wanneer de belastingplichtige aan overlegging ervan meewerkte. Gelet op de ruime uitleg van de Hoge Raad lijkt dus enkel als wilsafhankelijk materiaal te kunnen worden aangemerkt (mondelinge) verklaringen van de belastingplichtige zelf. Deze behoeven dus met een beroep op zwijgrecht niet te worden afgelegd.
De rechter die uiteindelijk over een boete moet beslissen, zal dan ook moeten gaan beoordelen of deze uitzondering zich voordoet. Handig en praktisch is dat niet omdat het er op neerkomt dat een belastingplichtige feitelijk verder moet procederen teneinde de rechter een oordeel te laten geven over de vraag of hij zich terecht op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
Het zwijgrecht van een belastingplichtige is door dit oordeel van de Hoge Raad ook feitelijk tot nihil gereduceerd. Het is daardoor ook een aanfluiting geworden en dat is zeer bedenkelijk, nu het zwijgrecht een fundamenteel recht van elke burger betreft.
Door: Klaus Vink