Hoge Raad oordeelt: box 3-heffing nog steeds in strijd met Europees verdragsrecht

De Hoge Raad heeft vandaag meer duidelijkheid geboden omtrent de heffing in box 3. In een vijftal uitspraken heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de box 3-heffing nog steeds is strijd is Europees verdragsrecht in de gevallen dat het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Daarbij heeft de Hoge Raad nadere regels gegeven voor de berekening van het werkelijke rendement en de wijze waarop rechtsherstel moet worden geboden in de gevallen dat het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement.

Achtergrond

Box 3-regime m.i.v. 1 januari 2017

Het stelsel van heffing in box 3 is m.i.v. 1 januari 2017 gewijzigd. Sindsdien werd de heffing in box 3 berekend op basis van een forfaitair (fictief) rendement dat gebaseerd was op gemiddelde rendementen en uitging van een fictieve beleggingsmix. Hierdoor werd voor de heffing in box 3 geen rekening gehouden met de werkelijke samenstelling van het vermogen - maar met een verondersteld verdeling van het vermogen - en ook niet met het werkelijk behaalde rendement – maar met een fictief rendement.

Kerstarrest van 24 december 2021

Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad in het zogeheten ‘kerstarrest’ geoordeeld dat het stelsel van heffing in box 3, zoals dat luidde per 1 januari 2017, in strijd was met Europees verdragsrecht en dat rechtsherstel (compensatie) moet worden geboden in het geval dat het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement.

Wet rechtsherstel box 3 (Herstelwet)

Als gevolg van het kerstarrest is door de wetgever met terugwerkende kracht de Wet rechtsherstel box 3 (Herstelwet) ingevoerd. De bedoeling van deze wet was om de heffing in box 3 in overeenstemming te brengen met de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021. Alhoewel de wetgever met de Herstelwet getracht heeft om beter aan te sluiten bij het werkelijke rendement dan in de oorspronkelijke regeling per 1 januari 2017, bijvoorbeeld door uit te gaan van de werkelijke samenstelling van het box 3-vermogen en dit vermogen vervolgens onder te verdelen in drie vermogenscategorieën (banktegoeden, overige bezittingen en schulden) met elk een eigen percentage van het forfaitaire rendement, gaat de Herstelwet nog steeds uit van een forfaitair berekend rendement, en dus niet van het werkelijk behaalde rendement. Zo bedroeg het forfaitaire rendement voor banktegoeden in 2017 0,25% en voor de overige bezittingen 5,39%. Het laatstgenoemde percentage is daarbij gebaseerd op een fictieve mix van verschillende soorten beleggingen en gaat uit van gemiddelde rendement op die soorten beleggingen.

Overbruggingswet box 3

Met ingang van 1 januari 2023 geldt de Overbruggingswet box 3. Deze wet sluit aan bij de Herstelwet, komt daarvoor in de plaats en is bedoeld als overbrugging totdat in box 3 een nieuw stelsel is ingevoerd dat is gebaseerd op het werkelijke rendement. De bedoeling van de wetgever is dat deze nieuwe wet, te weten de Wet werkelijk rendement box 3, in werking treedt per 1 januari 2027.

De vijf zaken, waarin de Hoge Raad vandaag uitspraak heeft gedaan

In de zaken, waarin de Hoge Raad vandaag uitspraak heeft gedaan, waren onder meer de volgende vragen aan de orde:

  • Neemt de Herstelwet de verdragsinbreuk weg, die in het kerstarrest is geconstateerd? Of moet worden aangesloten bij het daadwerkelijk behaalde rendement?
  • Moet voor een aandeel in VvE-reserves uitgegaan worden van het forfaitaire rendement voor banktegoeden of die voor overige beleggingen?
  • Wat valt er onder het werkelijke rendement? En is het werkelijke rendement nog steeds van belang na de invoering van de Herstelwet.
  • In gevallen, waarin rechtsherstel is geboden, moet dan ook rente worden vergoed?

Oordeel Hoge Raad: ook Herstelwet en Overbruggingswet box 3 zijn discriminerend

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat ook het stelsel van de Herstelwet in strijd is met Europees verdragsrecht, in de gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. De reden daarvan is dat het forfaitaire rendement van de overige bezittingen onder de Herstelwet op dezelfde wijze wordt berekend als onder het geldende stelsel per 2017 en op grond daarvan leidt tot eenzelfde ongelijke behandeling van belastingplichtigen als onder dat stelsel. Volgens de Hoge Raad moet daarom rechtsherstel worden geboden door aan te sluiten bij het werkelijke rendement. In dat verband is de grootte van het verschil volgens de Hoge Raad niet relevant. De Hoge Raad geeft verder aan dat dit probleem vooral speelt bij belastingplichtigen met andere bezittingen dan banktegoeden,  oftewel belastingplichtigen die hun vermogen risicovol beleggen (volgens de Hoge Raad benadert het forfaitaire rendement voor banktegoeden namelijk in de regel het werkelijke rendement). Binnen deze groep van belastingplichtigen treedt namelijk een relatief ongelijke behandeling op, al naar gelang zij meer of minder succesvol beleggen. Dit verschil in behandeling is volgens de Hoge Raad niet gerechtvaardigd.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat ook de op 1 januari 2023 in werking getreden Overbruggingswet box 3 in strijd is met Europees verdragsrecht, nu deze grotendeels gelijk is aan de Herstelwet.

Werkelijk rendement

Voor de berekening van het werkelijke rendement heeft de Hoge Raad zoveel mogelijk aangesloten bij de vormgeving van het forfaitaire stelsel in box 3.

Bij de vaststelling van het werkelijk rendement dient het gehele box 3-vermogen, dus inclusief de banktegoeden, van de belastingplichtige te worden betrokken, zonder aftrek van het heffingvrij vermogen. Het werkelijke rendement dient dus niet per afzonderlijk vermogensbestanddeel te worden bepaald, zoals bij het aandeel in de VvE-reserves het geval was.

Daarbij is het nominale rendement van belang, d.w.z. zonder inflatiecorrectie.

Bij de vaststelling van het werkelijke rendement dient het gehele vermogen (dus met inbegrip van banktegoeden) van de belastingplichtige in box 3 te worden betrokken, zonder aftrek van het heffingvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie.

Met een eventueel positief of negatief rendement in eerdere jaren wordt geen rekening gehouden. Enkel het rendement van het desbetreffende jaar is van belang.

Het werkelijke rendement omvat niet alleen het directe rendement, zoals rente, dividend en huur, maar ook zowel de positieve en negatieve als ongerealiseerde waardeveranderingen behoren tot het werkelijke rendement (vermogensaanwas).

Bij het bepalen van het werkelijke rendement wordt met kosten geen rekening gehouden, maar enkel de rente op box 3-schulden kan in aftrek worden gebracht.

Rechtsherstel

Volgens de Hoge Raad moet dan ook rechtsherstel worden geboden in alle gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Dit rechtsherstel houdt in dat de belastingaanslag dusdanig moet worden verminderd, dat in box 3 alleen nog belasting wordt geheven over het werkelijke rendement.

Het is aan de belastingplichtige om aan te tonen dat zijn werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. De Belastingdienst zal in dat verband de mogelijkheid beiden om het werkelijk behaalde rendement in box 3 op te geven middels het zogeheten formulier ‘Opgaaf werkelijk rendement’.

Ingeval een belastingplichtige na vermindering van de aanslag bij geboden rechtsherstel geld terugontvangt, hoeft volgens de Hoge Raad door de Belastingdienst geen rente aan de belastingplichtige te worden vergoed. Volgens de Hoge Raad bestaat hierop enkel uitzondering in gevallen waarin het bedrag van de wettelijke rente meer is dan het bedrag van de belastingvermindering in box 3.

Mocht u met betrekking tot het bovenstaande nadere vragen hebben, aarzel dan niet om contact op te nemen met mr. N.B.M. Vink of mr. S. Vink, advocaat-belastingkundigen bij Vink & Partners Legal and Tax.

Publicatie op rechtspraak.nl: