Nieuwsdetail Vink & Partners
Is de verhuurdersheffing strijdig met het gelijkheidsbeginsel?
Volgens de Advocaat-Generaal is dat het geval en valt de heffing ongunstig uit in gevallen waarin sprake is van mede-eigendom en dus van meer dan één eigenaar.
Het advies is gegeven in een zaak waarin een belanghebbende beroep in cassatie bij de Hoge Raad heeft ingesteld tegen de aan hem opgelegde verhuurdersheffing (zie Conclusie A-G Wattel van 28 december 2016). Deze is enige tijd geleden ingevoerd voor verhuurders die meer dan 10 sociale huurwoningen verhuren.
Het betrof een geval waarbij de belastingplichtige met twee broers ieder voor 1/3 eigenaar was voor 13 huurwoningen. De aanslag voor deze 3 huurwoningen (er geldt een heffingsvrijevoet voor 10 woningen) werd, ofschoon hij daarin maar voor 1/3 gerechtigd was, volledig aan hem opgelegd. Dat laatste is op zich correct, omdat de verhuurdersheffing – ook in geval van mede-eigendom - slechts één belastingplichtige kent. In de praktijk is dat veelal de oudste medegerechtigde. Deze ontvangt derhalve de verhuurdersheffing.
Hij zou derhalve het door hem voor zijn mede-eigenaren betaalde gedeelte moeten kunnen verhalen op de andere mede-eigenaren. De verhuurdersheffing voorziet echter niet in een regresregeling. Volgens de Advocaat-Generaal is er zelfs geen enkele rechtsbasis voor regres.
Deze regeling, die in dit geval dus volledig voorbij gaat aan de werkelijke eigendomsverhoudingen, leidt volgens de Advocaat-Generaal: “tot willekeurig ontstaan of juist niet ontstaan van belastingplicht, tot het willekeurig gelden van één of meer voetvrijstellingen, tot een diametraal tegengestelde uitkomst in feitelijk identieke situaties en tot verbijsterend eenvoudige mogelijkheden tot voorkoming van heffing die niet als misbruik gekwalificeerd kunnen worden”. De Advocaat-Generaal is van oordeel dat hierdoor het gelijkheidsbeginsel niet één keer, maar zelfs dubbel geschonden is.
Hij is voorts van mening dat er sprake is van leeftijdsdiscriminatie. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, wordt namelijk in de praktijk de verhuurdersheffing veelal aan de oudste mede-eigenaar opgelegd.
De Advocaat-Generaal geeft in zijn advies een aantal voorbeelden waaruit deze schending - en dus de strijd met het gelijkheidsbeginsel - blijkt. Zo geeft hij onder andere het volgende voorbeeld: iemand is mede-eigenaar van 10 huurwoningen en bezit daarnaast zelf volledig 4 huurwoningen. Voor de verhuurdersheffing wordt hij voor deze woningen aangeslagen en wel voor 4 woningen (14-10). Zijn mede-eigenaar die samen met hem de 10 woningen bezit en ook nog daarnaast enig eigenaar is van 10 andere verhuurde woningen ontvangt in dit geval geen verhuurdersheffing. De reden is dat in zijn geval nog enkel de 10 woningen die hij volledig bezit in aanmerking worden genomen. Daarvan is hij de enige eigenaar en deze vallen onder de heffingsvrijevoet/vrijstelling van 10 woningen zodat er geen plaats is voor een verhuurdersheffing.
Het advies is uitgebracht door de Advocaat-Generaal en nu is het wachten op het oordeel van de Hoge Raad. Indien de Hoge Raad het advies volgt, zou dat wel eens het einde van de verhuurdersheffing in deze vorm kunnen betekenen.
Voor nadere informatie of advies met betrekking tot dit onderwerp staan de (advocaat-)belastingkundigen van Vink & Partners Legal and Tax voor u klaar.
Door: Klaus Vink