Nieuwsdetail Vink & Partners
Met je familie moe(s)t je wandelen, niet handelen
Althans niet handelen in zaken waar de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) een vinger in de pap heeft.
In een zaak bij het Hof ’s-Hertogenbosch ging het om een tweetal ondernemingen die door het Hof waren stilgelegd als (bijkomende) straf. Die stillegging zou zijn genegeerd, hetgeen een (economisch) misdrijf is. Twee broers hadden zich daarvoor te verantwoorden. Hun vader was hangende de strafzaak overleden en kon aldus niet meer worden vervolgd.
Deze familie mocht zich overigens al wat langer in de bijzondere aandacht van de voedsel- en warenautoriteit verheugen. Niet dat zij daarin handelden, maar op werkelijk elke slak werd zout gelegd.
De VWA, en in het verlengde daarvan het Openbaar Ministerie, was er namelijk van overtuigd dat de veelheid aan opgerichte ondernemingen (waaronder buitenlandse vennootschappen) geen ander doel diende dan het toezicht van (ook) de VWA op deze onderneming(en) te bemoeilijken of zelfs te dwarsbomen. Beslagen werden daarom vrijelijk gelegd, zelfs zonder dat ten tijde van het leggen van het beslag kon worden aangegeven wie als verdachte werd gezien!
Was je een lid van de familie, dan hield de VWA je verantwoordelijk voor misdragingen van een ander familielid of diens bedrijf.
De rechtbank Breda ging nog mee in deze absurde gedachtegang, maar het Hof 's-Hertogenbosch maakte hiermee korte metten.
Uit de 4 vrijsprekende (waarbij ook nog in aanmerking is genomen dat er alleen maar sprake was van ‘papieren’ bestuurderschap) arresten van het Hof van 7 mei 2015, hierbij ter illustratie enkele overwegingen:
“Voor een deel hangen [de] ondernemingen samen, voor een deel lijken zij zelfstandig te opereren. Door dit complexe netwerk van (rechts)personen is onduidelijk wie voor bepaalde activiteiten verantwoordelijk is en wie strafrechtelijk aansprakelijk dient te worden gesteld. “
“Uit het dossier blijkt (…) niet duidelijk wat de feitelijke rol van verdachte en [volgt naam medeverdachte; de broer van de vrijgesproken verdachte, zelf ook vrijgesproken; opmerking AC] in [volgt de naam van de stilgelegde ondernemingen; opmerking AC] is (geweest), in hoeverre zij daarbinnen daadwerkelijk zeggenschap hadden en wat zij wisten van het reilen en zeilen in die ondernemingen.”
“(…) naar het oordeel van het Hof is onvoldoende onderzoek gedaan naar de exacte rol die verdachte en [volgt naam medeverdachte; opmerking AC] binnen die ondernemingen hadden.”
In een van de arresten werd vrijgesproken om een bijzondere reden, namelijk dat weliswaar moest worden aangenomen dat er economische activiteiten waren geweest, maar niet kon blijken dat die activiteiten verband hielden met de stilgelegde onderneming. Ook in die zin is de vereenzelviging van Jan en alleman in deze zaak en deze familie door het Hof niet aangenomen, zoals door de verdediging ook steeds en stellig was betoogd.
In een ander arrest (er waren meerdere stilleggingen) is het Hof om weer een andere reden tot een vrijspraak gekomen. In het strafrechtelijk onderzoek werd namelijk aangehaakt bij de verklaring van de persoon die op die dag voor de markthandel verantwoordelijk was, en die verklaring behelsde niet meer dan dat deze medewerker daar stond voor de door haar genoemde familienaam. Een voornaam noemde zij niet. De onderzoekers hadden verzuimd door te vragen; zij meenden wellicht al in de bewijslast te zijn geslaagd, maar het Hof maakte korte metten met die vereenzelviging.
De VWA zal voor het vervolg misschien twee keer nadenken voordat zij op basis van dergelijke vereenzelviging een dergelijke familieonderneming tot speerpunt van intensief beleid maakt. Er zijn aan deze verdachten overigens forse schadevergoedingen toegekend en voor hen bevredigend was ook dat zij vele jaren na dato zijn (en zullen worden) gecompenseerd voor de beslagname van de vrijwel complete handelsinventaris (waaronder bederfelijke waar).
De grootste winst is echter dat deze strafzaak de familieverhoudingen niet op scherp heeft gezet. Het heeft de familieleden juist dichter bij elkaar gebracht. Geen van de familieleden heeft voor zijn eigen verdediging met de beschuldigende vinger naar een ander familielid gewezen. Daartoe bestaat ook geen enkele noodzaak, want de wet geeft verdachten niet alleen een zwijgrecht, maar familieleden ook een verschoningsrecht waar van hen een verklaring wordt verlangd over familieleden die de verdachtenstatus hebben.
Uit deze ingewikkelde zaken en de aanvankelijk onbuigzame houding van zowel het Openbaar Ministerie alsook de rechterlijke macht (in eerste instantie) blijkt weer hoe belangrijk het is dat u een ervaren advocaat aan uw zijde heeft die u niet alleen correct kan adviseren, maar u daadwerkelijk kan helpen. Wij van Vink & Partners helpen u graag verder!
Door: Arnoud Comans