Nieuwsdetail Vink & Partners
Ontvanger wijst proceskostenvergoeding terecht af omdat niet om uitstel van betaling is verzocht
Het verzoek tot kostenvergoeding in de bezwaarfase ziet vaak op een gering bedrag. Desondanks is over artikel 7:15 Algemene Wet Bestuursrecht al veel geprocedeerd en gepubliceerd. Onlangs besloot Gerechtshof Amsterdam dat geen proceskostenvergoeding wordt toegekend in bezwaar omdat door belanghebbende niet om uitstel van betaling is verzocht (Gerechtshof Amsterdam, 12 maart 2015, nr. 14/00432).
Artikel 7:15 Algemene Wet Bestuursrecht
Artikel 7:15 Awb stelt dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor de kosten die hij in verband met het bezwaar heeft moeten maken indien een bestreden besluit geheel of gedeeltelijk wordt herroepen vanwege de onrechtmatigheid van dit besluit. Om aanspraak te maken op een proceskostenvergoeding dient daartoe een verzoek te worden gedaan aan de behandelend ambtenaar.
In beginsel, zo blijkt uit het Koninklijk Besluit van 25 februari 2002, was kostenvergoeding voor de bezwaarfase bij voorlopige aanslagen uitgesloten. Bij een later besluit van de staatssecretaris van Financiën is echter vastgesteld dat er sprake kan zijn van een onrechtmatigheid bij het opleggen van een voorlopige aanslag en dat dit wel degelijk kan leiden tot een proceskostenvergoeding voor belanghebbende.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak had belanghebbende een voorlopige aanslag Inkomstenbelasting 2012 opgelegd gekregen. De belanghebbende betaalde niet binnen de daarvoor gestelde betalingstermijn. Omdat betaling van de voorlopige aanslag uitbleef, heeft de Ontvanger achtereenvolgens een betalingsherinnering gestuurd, een aanmaning verzonden en een dwangbevel betekend. Van de zijde van de Ontvanger is bij brief, na het ingediende bezwaar, besloten tot het verlenen van uitstel van betaling en het verminderen van de invorderingskosten naar nihil.
Het Hof oordeelt dat de vermindering van de kosten van de aanmaning en het dwangbevel tot nihil, waarmee de facto volledig aan de bezwaren tegen de in rekening gebrachte kosten tegemoet is gekomen, niet kan worden gezien als het herroepen van besluiten wegens een aan de Ontvanger te wijten onrechtmatigheid. Derhalve oordeelt het Gerechtshof Amsterdam dat de Ontvanger het verzoek inhoudende kostenvergoeding om gegronde reden heeft afgewezen.
In beroep diende het Hof ook nog te beslissen over het door de belanghebbende ingestelde beroep dat zag op het gelijkheidsbeginsel. Hierover oordeelde het Gerechtshof als volgt:
“4.3. Ten slotte beroept eiser zich op het gelijkheidsbeginsel en stelt zich op het standpunt dat er van de zijde van de Belastingdienst sprake is van begunstigend beleid. Eiser heeft ter onderbouwing van het door hem gestelde begunstigende beleid verschillende voorbeelden overgelegd waarin door ontvangers van de Belastingdienst van de kantoren Rotterdam en Amsterdam wel een proceskostenvergoeding is toegekend voor verleende rechtsbijstand. Ten aanzien van de gegeven voorbeelden is niet gebleken dat ook daar de aanmaningskosten en dwangbevelkosten terecht in rekening zijn gebracht, zodat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van gelijke gevallen. De grief slaagt daarom niet.”
Ten aanzien van het beleid dat de Belastingdienst voert omtrent de beslissing tot kostenvergoeding kan het volgende worden gezegd. Belastingregio’s zijn gebonden aan het Besluit proceskosten bestuursrecht, aldus het Ministerie van Financiën. Daarnaast wordt er sinds juli 2010 door de Belastingdienst gebruik gemaakt van het Kostenvergoeding Bezwaarschrift Systeem.
Conclusie
Uit deze uitspraak kan de conclusie worden getrokken dat stilzitten niet baat. Wacht niet op de betalingsherinnering, de aanmaning of zelfs het dwangbevel: verzoek direct om uitstel van betaling zodra u een aanslag ontvangt die u niet binnen de gestelde termijn kunt voldoen.
Lees hier de volledige uitspraak: Gerechtshof Amsterdam, 12 maart 2015 ECLI:NL:GHAMS:2015:1316