Overdracht van kantorencomplex is niet vrij van omzetbelasting op grond van artikel 37 Wet op de Omzetbelasting 1968

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 4 april 2018 beslist dat de overdracht van een kantorencomplex in het betreffende geval geen overdracht van een algemeenheid van goederen was en dus niet vrij van omzetbelasting overgedragen kon worden.

Het betrof het volgende geval: een projectontwikkelaar ontwikkelde een kantorencomplex. Hij sloot een verhuurovereenkomst; deze was vrijgesteld van BTW. De projectontwikkelaar verkocht, nadat hij het kantorencomplex een paar maanden verhuurd had, het complex aan een derde. Hij stelde dat hij terzake van deze verkoop geen omzetbelasting behoefde te rekenen, omdat naar zijn oordeel de overdracht een algemeenheid van goederen betrof. Wanneer hiervan sprake is, behoeft geen omzetbelasting in rekening te worden gebracht. Het Hof oordeelde dat van een overdracht van algemeenheid van goederen slechts dan sprake is, wanneer het geheel van de overgedragen onderdelen volstaat om als autonome economische activiteit te kunnen worden voortgezet. Volgens het Hof is het ook van belang op welke wijze de overgedragen bedrijfsonderdelen in de onderneming van de overdrager zijn gebruikt. Naar het oordeel van het Hof is in het onderhavige geval het kantorencomplex niet gebruikt in de onderneming van de projectontwikkelaar. De reden was dat de projectontwikkelaar het kantorencomplex niet had ontwikkeld met het oog op eigen exploitatie, maar met het oog op verkoop.

Tot nadere informatie zijn mr. N.B.M. Vink en mr. S. Vink, advocaat-belastingkundigen, verbonden aan Vink & Partners, gaarne bereid.