Verdachte verdenking

Een belangrijk beginsel in het wetboek van Strafvordering is dat als verdachte wordt aangemerkt de persoon tegen wie een verdenking bestaat. De wettekst (artikel 27 Sv.): “als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit”. 

Dat verdachtenbegrip heeft altijd in de belangstelling van strafadvocaten gestaan en dat zal ook altijd wel zo blijven. De verdenking ligt aan de basis van élk strafvorderlijk optreden. Het vormt de legitimering voor de inzet van dwangmiddelen, zoals aanhouding, doorzoeking en wat dies meer zij. 

Wat is een redelijk vermoeden van schuld? Redelijk in de ogen van wie? 

Allereerst in de ogen van de opsporingsambtenaar, maar dat wordt natuurlijk wel getoetst door de rechter. De opsporingsambtenaar zal zich bijvoorbeeld niet schuldig mogen maken aan etnisch profileren, nu veel in het nieuws, ook al wordt die discussie vertroebeld. Er was in die zaak namelijk helemaal geen sprake van aanhouding van een verdachte door de politie, maar slechts van een controle in het kader van de Wegenverkeerswet, die iets was ingekleurd (om in de terminologie te blijven) door de etnische achtergrond van de bestuurder van de auto.

Die discussie is wat zwaar aangezet, omdat de impact van een controle, noem het staande houding voor mijn part, of – doen – stilhouden, veel minder zwaar is dan een aanhouding en het je aldus voor langere duur in je fundamentele vrijheden beknot weten. 

Wij hebben een zaak in behandeling waarin een fundamentele discussie gaande is over het toepassingsbereik van controlebevoegdheden en de overgang tot opsporing. Die overgang is erg belangrijk, omdat slechts bij een verdenking kan worden aangehouden en omdat slechts bij een verdenking kan worden doorzocht (in deze zaak een auto).

 Onze cliënt komt uit een pand in Amsterdam, stapt in een auto, neemt nog afscheid van een ander en pakt de snelweg.

 Dat zijn natuurlijk volstrekt geen verdachte omstandigheden maar onze cliënt heeft de pech dat de straat toevallig onder observatie lag, ontmoetingen van anderen in een verdacht perspectief zijn geplaatst en hij om geen andere reden dan dat hij uit een portiek kwam (waardoor meerdere woningen werden ontsloten!) zich in de aandacht van de observanten mocht gaan verheugen. Die seinen dan geüniformeerde collega’s in, die hem op de snelweg tot stoppen bewegen en veinzen een verkeerscontrole uit te oefenen. 

In de politiepraktijk is namelijk het begrip dynamische verkeerscontrole ontwikkeld. Daar is zelfs een speciaal boekje voor geschreven (het ‘blauwe boekje’; het rode boekje waarin het Wetboek van Strafvordering is neergelegd, volstond kennelijk niet). Onder het mom van een verkeerscontrole wordt opgespoord, of althans daartoe de eerste aanzet gegeven. 

De oekaze luidde dat vooral moest worden gedacht aan het vragen van het rijbewijs e.d. opdat een gewone verkeerscontrole aan de hand leek, waar in feite andere doeleinden voorliggen. Het Hof Amsterdam heeft met een dergelijk geval eind vorig jaar korte metten gemaakt. Er werd uiteindelijk wel iets gevonden dat de verdachte niet bij zich mocht hebben, maar omdat was opgespoord onder het mom van controle, kwam het Hof tot bewijsuitsluiting met een vrijspraak. 

Het OM is in cassatieberoep gekomen en de Advocaat-Generaal heeft op 7 mei 2016 de Hoge Raad geadviseerd deze uitspraak van het Hof te Amsterdam niet in stand te laten. Het is zeer zeker geen uitgemaakte zaak dat de Hoge Raad het advies van de Advocaat-Generaal overneemt. De Hoge Raad kan contrair gaan en doet dat overigens veelvuldig. Je kunt je afvragen waarom de Hoge Raad zich nog moet laten adviseren door onafhankelijke adviseurs. Dergelijke adviseurs staan de Rechtbanken en Hoven ook niet ten dienste en de Hoge Raad is mans genoeg om finale rechtsoordelen te vellen; daar is de Hoge raad voor in het leven geroepen! 

Voor onze cliënt is de uitkomst van deze procedure van groot belang. Met zijn rechten is gesold. Zonder enige reden is hij van de weg gehaald en is men ertoe over gegaan hem te vragen naar zaken die met de naleving van de Wegenverkeerswetgeving allerminst verband houden. 

Het arrest van het Hof Amsterdam was gewezen ná de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, waarin een op deze leest geschoeid verweer was verworpen. Met die uitspraak van het Hof in de hand leek een gunstige uitspraak in appel in onze zaak ook mogelijk. 

Het is te hopen dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam in stand laat, want als de geschiedenis iets heeft aangetoond, is het dat ongebreidelde toepassing van bevoegdheden door opsporingsambtenaren tot misstanden leidt.

Inbreuken op de rechten van burgers zijn onvermijdelijk, maar dienen zeer specifiek te zijn omschreven. Daarbuiten hebben opsporingsambtenaren zich te onthouden van inmenging in de persoonlijke levenssfeer van burgers.

Door: Arnoud Comans