Nieuwsdetail Vink & Partners
Vordering Belastingdienst in kort geding inzake informatie over buitenlandse trust toegewezen
Er wordt nogal eens gemakkelijk voorbij gegaan aan de mogelijkheden die de Belastingdienst heeft om informatie te verkrijgen over bijvoorbeeld een buitenlandse trust. Zo kan de fiscus bij een weigering om informatie te verstrekken een informatiebeschikking opleggen. Deze kan ertoe leiden dat, wanneer de gevraagde informatie niet wordt verstrekt, de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. De Belastingdienst kan alsdan bij wijze van schatting zelf bepalen - dat moet uiteraard wel in redelijkheid geschieden - wat de hoogte van de verschuldigde belasting is. De belastingplichtige is daar dan aan gehouden, tenzij deze overtuigend kan bewijzen de vastgestelde aanslag te hoog is. Men zal dan wel alsnog tijdig met de nodige informatie moeten komen. Doet men dat niet, dan heeft men een probleem doordat de aanslag alsdan onherroepelijk komt vast te staan.
De Belastingdienst beschikt daarnaast over de mogelijkheid om bij een weigering iemand via een civiel kort geding te dwingen om de gevraagde informatie te verschaffen, op straffe van een dwangsom voor elke dag dat de gevraagde informatie niet wordt verschaft. Dit is onlangs weer eens bevestigd door Rechtbank Den Haag op 4 december 2019. Het betrof het volgende geval:
Een vader had een deel van zijn vermogen ondergebracht in twee naar het recht van de British Virgin Islands opgerichte limiteds (Ltd's). De aandelen in deze Ltd's waren in handen van twee trusts. Vanaf 2006 was Mossack van Fonseca en Co de trustee geworden. Deze maatschappij is onder andere bekend geworden door de publicatie van de zogenaamde Panama Papers in 2016, waarbij een groot deel van de admnistratie van Mossack openbaar werd. Zo is de Belastingdienst op de hoogte gekomen van het bestaan van de trusts. Zij kreeg informatie dat bij deze twee trusts de twee dochters van vader betrokken waren. De dochters hadden in hun aangiften inkomstenbelasting echter geen melding gemaakt van het bestaan van de trusts. Nadat vader in 2006 was overleden, was zijn zoon protector en begunstigde van beide trusts geworden. Eind 2016 werden de trusts opgeheven en medio 2017 was het gehele vermogen van beide trusts via de zoon overgemaakt naar daarvoor nieuw geopende Zwitserse bankrekeningen die op naam van de dochters stonden. Pikant detail: de betreffende vader in deze casus was zelf zeven jaar lang lid van de Belastingkamer van de Hoge Raad, het hoogste rechtscollege van Nederland.
De fiscus had in 2016 de twee zussen om informatie over deze trusts gevraagd. De zussen hadden daarop geantwoord dat zij tot april 2016 (in mei 2016 werden gegevens bekend via de Panama Papers) niet wisten van het bestaan van de trusts. Pas daarna zou hun gebleken zijn dat zij op de een of andere manier de begunstigde trust waren. Zij hadden de inspecteur ook gemeld dat zij daaruit nooit enig inkomen of vermogen hadden ontvangen. De inspecteur liet hen echter weten dat hij in het bezit was van een zogenaamde ‘letter of wishes’ en een e-mail van de advocaat van Mossack. Daaruit bleek volgens hem dat de zussen wel degelijk - met tussenkomst van hun broer - over het vermogen van de trust konden beschikken. De inspecteur legde de zussen in 2019 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting op en wel over de jaren 2006 tot en met 2016. De zussen tekenden tegen deze navorderingsaanslagen bezwaar aan. Voor de inspecteur was dit aanleiding om nadere vragen aan de zussen te stellen. Zo wilde hij onder andere inzage in de boekinghouding van de twee Ltd's. Ook vroeg hij andermaal om antwoord op de eerder door hem gestelde vragen inzake de trusts. Daar kwam echter geen antwoord op, waarna hij in hetzelfde jaar aan de zussen een informatiebeschikking oplegde. De gevraagde informatie bleef echter opnieuw uit, waarna de Belastingdienst een civiel kort geding aanspande om de zussen te dwingen de informatie af te geven.
Door Rechtbank Den Haag werd de vordering toegewezen en de zussen werden veroordeeld om de gevraagde informatie alsnog te verschaffen op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag. Belangrijk daarbij was dat de rechtbank besliste dat het feit dat er een bezwaarschrift tegen de navorderingsaanslagen was ingediend niet betekende dat de door de Belastingdienst gevraagde informatie niet verschaft behoefde te worden. Er werd wel bij aangetekend dat wilsafhankelijk materiaal alleen mag worden gebruikt voor de belastingheffing en niet ook ten behoeve van het opleggen van een boete, dan wel strafvervolging, nu niemand behoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling in een strafzaak (een bestuurlijke boete wordt daarbij als strafrechtelijke sanctie beschouwd).
Indien u vragen heeft over dit soort zaken of geconfronteerd wordt met een vragenbrief, neem dan contact op met mr. N.B.M. Vink of mr. S. Vink, advocaat-belastingkundigen, verbonden aan Vink & Partners Legal and Tax.