WOZ-inzageverplichting van de gemeenten

Advocaat-Generaal mr. IJzerman heeft op 25 september 2017 conclusie genomen met betrekking tot de vraag of een grondstaffel (de gehanteerde kavelwaarde en de opbouw hiervan binnen een perceel) is aan te merken als een op de zaak betrekking hebbend stuk als bedoeld in artikel 7:4, tweede lid, van de Awb. De Advocaat-Generaal is van mening dat onder ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’ ook gegevens vallen die zijn opgenomen in applicaties die door de inspecteur of heffingsambtenaar bij de belastingheffing zijn gebruikt. Daaronder vallen ook zaken die in elektronische vorm zijn vastgelegd. Tot deze zaken behoren volgens de Advocaat-Generaal ook de grondstaffels die de gemeente gebruikt heeft bij de WOZ-waardering.

De betreffende ambtenaar had deze dan ook ongevraagd aan belanghebbende moeten verstrekken. Dat is volgens de Advocaat-Generaal een verplichting uit hoofde van artikel 7.4 Awb en deze verplichting komt volgens hem niet in strijd met artikel 40 Wet WOZ, welke bepaling uitgaat van een beperkte openbaarheid van WOZ-gegevens. De Advocaat-Generaal concludeerde dan ook tot verwerping van het hoger beroep van de Staatssecretaris in cassatie en is het derhalve eens met het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat had geoordeeld dat gemeenten op grond van artikel 40 Wet WOZ verplicht zijn om inzage te geven in de grondstaffels die een rol hebben gespeeld bij de WOZ.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met ondergetekende dan wel met mr. S. Vink, eveneens advocaat-belastingkundige.

Door: Klaus Vink